zaterdag 29 januari 2011

Prank call

U kunt zich voorstellen dat ik niet meer zo vaak op feestjes kom en dat ik nog maar uiterst zelden een uitnodiging krijg. Meestal is mijn eega de geïnviteerde. Ik zie u begrijpend knikken en inderdaad, het heeft deels ook wel te maken met mijn karakter. Edoch, er speelt meer.

Van vroeger kan ik me herinneren dat een favoriete vraag die gesteld werd boven de rosé luidde: 'Zeg, wat doe jij eigenlijk?' Zo’n vraag wordt dan vaak trots beantwoord: 'Ik ben vice-interim-management-consultant-directors-cut reeds.' 'Ach, werkelijk? Ik ben uppercut-mediageniek-pie-aar-advisery-märklintreintje.' 'Wow, klinkt goed! En jij, Abramans?' Zeg maar Roel hoor, ik ben Accountmanager en heb ook een visitekaartje, kijk maar! 'Ach, werkelijk? Account MANAGER, dat klinkt goed Ibrahims! Hoeveel dozijnen discipelen manadzj je? Een heel cohort zeker?'

Hier gaat het altijd mis, ik ga dan namelijk eerlijk vertellen wat ik doe. Weet ook niet waarom ik dat nog steeds niet nalaat, het kost je je vrienden, je familie, je aanzien, je eigenwaarde, je haarkleur, enkele centimeters van je mannelijkheid enzovoort. Ik zeg dan: ach jongen, het klinkt allemaal wel heel mooi, accountmanager, maar éigenlijk (fout) ben ik gewoon (fout) advertentieverkoper! Ja! Die moeten er ook zijn hè! Jah! Dus dus dus. Mijn gesprekspartners zijn inmiddels al schuddebuikend van me afgerold en daar sta je dan alleen bij de bar. En zo lieve mensen, ontstaat dus alcoholisme. Doordat goede mensen van eenvoudige komaf, die misschien wat slim overkomen, eerlijk vertellen dat ze een baan hebben, weliswaar een baan die voor de maatschappij op een lagere rang staat dan prostituee of autoverkoper, om maar te zwijgen van assurantieadviseur, maar wel eentje waardoor ze voor hun gezin en hun 12 kinderen kunnen zorgen.

Zucht. Tóch is het natuurlijk heel belangrijk werk, lispel ik tegen mijn zoveelste glas. Zo besloot ik laatst onder werktijd eens te gaan plassen. Ja mensen, zo ben ik. Teruggekeerd in mijn cubicle merkte ik dat ik een gemiste oproep had op mijn Ericofoon! En dan komt het commerciële mannetje in me boven hè! Laat de gemiste oproep geen gemiste kans zijn! Het zou natuurlijk ook een dolgelukkige vader kunnen zijn, die een geboorteadvertentie wilde opgeven en nu hevig teleurgesteld aan sterilisatie denkt, enkel omdat ik niet opnam, de euvele moed had om te gaan plassen!
Of een treurende weduwnaar, die snakt naar mijn troostende woorden na het heengaan van zijn teerbeminde. Ik weet dan altijd de juiste snaar te raken, joh, kop op, komt wel weer goed! Of: rot voor u zeg! Zal ik de rouwadvertentie dan maar éxtra groot maken? Dus ik terugbellen.

'Ja? Wie dar?' Goedemiddag mevrouw u spreekt met Roel Abraham van het NIW, ik zag dat u had gebeld? 'Gebald? Wat gebald? Ik niet gebald?' Nou, ik zag toch duidelijk uw numm… 'wachte wachte'. 'Ja? Papa ben jij dat?' Nou neen, ik ontken alles, ik ben Roel Abraham van het... 'Papa! Jij maakt grapjes! Hihihi!' Neen, heus waar niet hoor ik belde gewoon terug en... 'Hahahha papa toch! Gekke pappa! Hee, pappa komt binnen?' Graai, voel ik aan mijn oor. 'Ja hallo! Wie ben jai? Warrom bal jai main dogter??' Goedemiddag meneer Pappa, ik ben Roel Abraham van het Joodse weekblad NIW en ik... 'Wat jods wikblad, wat jods? Ik niet Jods wikblad u verkird nummer!' Nee, ja, ik ben van het jods ik bedoel Joodse weekblad NIW en ik... 'Jai nit mier bellen main dogter!!!' Tuuttuuttuut.

Dus. Zucht. Verrek: een voicemailbericht van dat nummer. Even luisteren dan maar.

'Hi hi hi! Stinkie!'

Geschreven voor de Joodse Omroep.

vrijdag 28 januari 2011

A slight stutter

Wat een lot kan je treffen als je als puber stottert. Ik was zo’n puber. Klein, jongste van de klas, verdrinkend tussen de borsten van de veel grotere meiden (in my dreams) en ik stotterde dus.
Toen ik 10 was mocht ik al op assertiviteitscursus, zo heette een stottercursus in de jaren ‘80. Geweldig jôh! Hele invoelende man was dat, hij vond het heerlijk om mij heel lang in de buurt van mijn middenrif vast te houden terwijl hij achter me stond en me lekker therapeutisch tegen zich aan drukte. Denk om je aaa-dem-haaling. Dus. Dat hielp geen fluit. Die van hem misschien.
Enfin zo stuiterde ik al stotterend de Middelbare School in. Was best te doen an sich, ware het niet dat er ook spreekbeurten gegeven dienen te worden op de HBS.
In 4VWO was het ook zo ver. Een spreekbeurt bij Engels. Wat doe je dan als stoere stotteraar? Je kiest een onderwerp waar je veel van weet en leert een compleet verhaal uit je hoofd.
Aangezien één van mijn coole hobby’s het collecten van stamps was, hield ik hier mijn verhaal maar over. Ja ik weet het, vrouwen glijden van hun barkruk als ik vertel over mijn postzegeltjes, mijn suikerzakjes, mijn roomboterwikkels, mijn sigarenkistjes, mijn wekkers, mijn antieke telefoons.
Bij Engels speelde ik dus op safe en koos voor stamps. What’s the difference between East- and Westgerman stamps. Oh my God! So exciting! Helaas kon ik de Engelse afkorting voor Oost-Duitsland, GDR, niet uitspreken. Dzj-Dzj-Dzj-Dzjie Die Ahr klinkt weliswaar heel toepasselijk als een Trabant die niet wil starten maar ik koos toch maar gewoon voor DDR, Die Die Ahr. Terwijl ik mijn verhaaltje afdraaide en er postzegels rondgingen in de klas, voelde ik het in de verte al aankomen.
Ik zou gaan stotteren en ik wist ook al precies waar. In mijn hoofd zag ik mijn neergepende, verinnerlijkte opstelsel voor me en ik telde de regels tot dat ene woord waarover ik ongenadig op mijn bek zou gaan. Achter in de klas zaten de bloeddorstige stoere meiden met de grote borsten op mijn bloed te azen. Het was alsof ze wisten wat ging komen, met ingehouden adem en boosaardige blikken wachtten ze op mijn teloorgang.
En het geschiedde. Bij het woord in kwestie sloeg mijn middenrif op slot, mijn keel werd dichtgelast, mijn ogen (die zelfs zweetten) puilden uit mijn hoofd. De enige klank die uit me kwam, geen idee uit welke opening, klonk simpelweg als nk. Nk dus. Nk. Yeah. De meiden achterin had a ball. Ik sloeg na twee minuten sterven het woord maar over en kwam al duizelend aan mijn eind.
Ik was klaar met mijn voordracht en er viel een pijnlijke stilte. De leraar (een kopie van Kahlil Gibran) wiens sokken te drogen hingen over de verwarming, schraapte zijn keel en zei: “Errr… you’ve got a slight stutter, don’t you?”
Opgelucht en met tranen in de ogen zei ik: J-Ja.
Het werd een 7+.