zondag 14 februari 2016

De bank

De bank is maar anderhalve meter lang en ik slaap er al sinds juli op. Er staat een krukje naast met mijn benen erop zodat ik er min of meer op pas - ik lig in een bocht anders val ik er af. Gelukkig is het leven zo zwaar dat ik toch al krom ben.

Om half zes gaat de wekker. Of ja, de wekker… de telefoon gaat en een montere vrouwenstem, die me vaag bekend voorkomt, meldt dat ene David wakker is en of ik hem wil komen halen. Ik strompel de trap op naar wat ooit ook mijn slaapkamer was en tref daar een vrouwmens, dat me vaag bekend voorkomt, benevens een olijk kereltje dat me intens wakker tegemoet lacht. Nu strompel ik de trap weer af met een klein schoppend ventje dat helaas erg op me lijkt en dat ik liever niet plet, dus ik strompel voorzichtig. Beneden aangekomen koester ik de hoop dat de kleine knoetentrol in de box wil, maar neen, het biggetje wil vermaakt worden en wel door mij.

De dag is begonnen.
Normale mannen zitten om zeven uur gestropdast aan den ontbijtdis, terwijl hun slechts in een schortje geklede echtgenote gebakken eieren en een versgestreken ochtendcourant serveert. Ik niet. Ik moet met traangas en een stroomstok twee pubers uit hun bed jagen, terwijl een stuiterende achtjarige me vraagt waarom een analoge telefoon vier draden heeft pap namelijk rood blauw geel groen en een moderne aansluiting alleen maar rood en blauw. Terwijl hij me dit vraagt kotst een zesjarige over mijn sandalen, gelukkig heb ik sokken aan, en huilt een elfjarige dat hij vannacht zijn loszittende kies heeft ingeslikt. Had ik al verteld dat ik ondertussen ook nog een baby bij me draag?

De pubers.
Ondertussen slaapt mijn vrouw eindelijk in – ze heeft de hele nacht met de baby, die slapen haat, liedjes zitten zingen – en ik probeer nogmaals de pubers uit bed te krijgen, wat niet meevalt want ze willen helemaal niet uit bed. Ik probeer ze te lokken. Ik heb zelf brood gebakken maar er zijn ook nog zes plakjes witbrood voor wie er op tijd bij is. Werkt niet. Dan maar heel geweldloos communiceren dat als ze NU niet komen dat ze dan de HELE ontbijtboel – onvoorwaardelijk - ZELF moeten opruimen.

Het kotsende kind.
Ik vergeet behalve te douchen en twee dezélfde sokken met gaten op dezélfde plek aan te trekken helemaal het arme zielige kotsende kind. Eerst moeten de knorretjes van acht en elf naar school, die overleven vast wel een keertje de tocht door Almere zonder mij. Zodra ze de deur uit zijn en ik me er van vergewis dat de pubers niet naar de gevondenvoorwerpenmand in de kleedkamer van de gymzaal ruiken, ga ik op de bedrand zitten van mijn lieve meisje met de rode koontjes. Ik heb het zo warm papa. Ja aapje, je bent ziek. Blijf maar lekker thuis snoetje. Ik ben d’r voor je.



Deze column verscheen in de eerste editie van het magazine Kiind, 2016.