woensdag 5 september 2018

Soldaten aan de deur

Terwijl de soldaten op zijn deur bonsden dacht hij terug aan zijn mooie lange leven, dat nu weldra zou eindigen. Gezwoegd had hij, voor zijn prachtige gezin. Zijn lieve vrouw was al lang geleden overleden, maar wat hadden ze van elkaar genoten. De buren fluisterden dat ze zelfs op hun oude dag nog ondeugende dingen tegen elkaar zeiden terwijl ze hand in hand door de straat schuifelden. Hun straat eigenlijk. Niemand had er zo lang gewoond als de oude tortelduifjes. Maar nu was hij oud en alleen. De soldaten zouden hem meenemen en hij zou zijn huis nooit meer zien.

Wat hem te wachten stond wist hij niet. Er gingen geruchten, maar daar hechtte hij geen waarde aan. Hij was moe. De ooit zo vrolijke buren, die hem ondanks dat hij duidelijk “anders” was hadden geaccepteerd hadden hem de rug toegekeerd. Sommigen stonden nu te klappen en te schreeuwen terwijl de soldaten op de deur van zijn schamele woninkje bonkten. De tijden waren veranderd. Hij wilde nog even in zijn vertrouwde stoel blijven zitten, hij schaamde zich voor de tranen die in zijn grijze baard liepen. Nog even wachten. Hij keek om zich heen, naar alle herinneringen, zwartwitfoto’s van zijn familie, de meesten al dood, gestorven in Polen en nu was het zijn beurt, in handen van de Duitsers. Het onvermijdelijke.

Hij kon zich niet langer verstoppen. Wie van zijn buren hem had aangegeven zou hij wel nooit te weten komen, het kon iedereen wel zijn. Kwamen ze hem vroeger nog wel eens pannetje eten brengen, de laatste weken kwam niemand meer en op straat keken de mensen hem duister aan. Mensen die hij als vrienden had gekend wilden niets meer van hem weten. Hij hield zich voor dat ze bang waren voor de meningen van anderen, dat ze hem daarom negeerden. Hij was toch nog steeds dezelfde? Er was geen verschil. Hij had altijd meegedraaid in de gemeenschap, volop meegedaan. Dat telde allemaal niet meer.
Je kunt niet weglopen voor je wie je echt bent, dat had de geschiedenis hem wel geleerd.

Hij had zoveel joden gekend die nauwelijks wisten dat ze joods waren en werden uitgekotst door hun dorpsgenoten. Zo ging dat al eeuwen. En nu was ook hij gebrandmerkt. De soldaten schreeuwden dat hij de deur moest openen. Hij was bang voor de Duitsers. Wat zou hem te wachten staan? Hij veegde zijn tranen weg, streek door zijn baard en probeerde zijn oude rug te rechten. Dat ging nauwelijks nog. Hij keek nog een laatste keer naar de foto van zijn lachende echtgenote. Gelukkig hoefde ze dit niet meer mee te maken. Hopelijk zou er nog eens iemand langs haar graf gaan. De soldaten kwamen binnen.

Hij werd vastgehouden en hij kreeg het nog eens te horen: “Jakiv Palij, wegens medeplichtigheid aan de moord op 6000 joden in concentratiekamp Trawniki ontnemen wij u uw amerikaans staatsburgerschap en zult u worden uitgeleverd aan de Bondsrepubliek Duitsland.” Hij werd op een brancard vastgegespt en afgevoerd. Inmiddels is de 95-jarige oud SS-er aangekomen in Düsseldorf. Hij zal niet worden vervolgd voor oorlogsmisdaden maar kan zijn oude dag voorzien van alle gemakken slijten in een verzorgingstehuis in Westfalen.


Deze column is eerder geplaatst in NIW 43, 2018.