zaterdag 31 oktober 2020

GEEN FEEST

 Zodra u de Volzin in handen hebt bladert u altijd gelijk naar de pagina waarop mijn volzinnen prijken, teneinde uw gebrekkige kennis aangaande Jodendom naar ongekende hoogten te tillen. Tot uw ontsteltenis moet ik echter opmerken dat er in de maand november geen enkel joods feest te bekennen is. Ik heb gezocht en gespeurd, rabbijnen gebeld om ze te smeken speciaal voor mij een feest te bedenken maar helaas: naks. Nu moet je natuurlijk rabbijnen nooit wat vragen, dat is wel het domste wat je kunt doen. Je weet namelijk nooit zeker of hun antwoord van pas komt. Stel je voor dat ze je vertellen dat je iets niet mag! Nooit doen dus, gewoon zelf nadenken, of gewoon helemaal niet nadenken en doen wat je van plan was. Een wasje ophangen op sjabbat, de verkéérde sprinkhanen eten (er zijn namelijk vier soorten die koosjer zijn, alleen weet niemand meer welke dat waren.) of trouwen met een niet-joodse man, vrouw of iets daartussenin. Dat is ook wel het mooie aan het Jodendom, vind ik. Je maakt zélf je keuzes - vermits je een progressieve inslag hebt dan. Ik hoor u denken, correct me if I’m wrong: lekker makkelijk, zelf je regels bepalen, jij heidense rekel! Daar verschillen we dan echt van mening. Het is namelijk helemaal niet makkelijk je eigen keuzes te maken. Je continu bewust zijn wat je doet, wat je denkt, wat je nalaat, wat je eet. Het is veel eenvoudiger je aan De Regels te houden. Okay, u heeft gelijk, ik chargeer. We hebben het wel over 613 ge- en verboden. Geen appeltje eitje om die allemaal na te volgen, laat staan te kennen. Er zitten prachtige tussen, logische en lastige. Wat dacht u van gebod 35: Zorg ervoor dat eenvoudige mensen niet struikelen. Op het eerste gezicht bevreemdend. Waarom zou je een simpele ziel laten vallen? Zijn of haar leven is al ingewikkeld genoeg. Nou, daarom juist. Zorg voor de mensen om je heen, niet voor iedereen is het leven overzichtelijk of makkelijk, voor sommige ligt het levenspad vol struikelblokken. Wat let je om af en toe iemand de hand te reiken en hem te helpen zo’n tumblestone te nemen? Iets om bij stil te staan, zíe de ander. Nummer 60: sla je ouders niet. Of eigenlijk letterlijk: sla niemand die een vader of een moeder is. Ook weer apart, je denkt dat zoiets logisch is. Ik heb het zinnetje even losgelaten op Google en dan staat er bovenaan een verhaal van een jongen van 15 die het liefst zijn vader zou doodmartelen vanwege de behandeling die zijn verwekker hem gedurende zijn leven gaf. We kunnen allemaal invoelen dat zo’n jongen vol wraak en verdriet zit. Zo eenvoudig is het allemaal niet, het navolgen van de 613. Je realiseert je dat je een gebensjt, een gezegend mens bent, wanneer je een mooie relatie met je ouders hebt. Ook hier zie je weer het belang van bewustzijn, van bewustwording: niets is vanzelfsprekend. 

Een hele mooie, nummer 53: Heb de vreemdeling lief. Is niet bijna iedereen vreemdeling? Soms ben je zelfs een vreemde voor jezelf, heb jezelf lief, ook op de momenten dat je jezelf niet ziet staan, dat je je schaamt voor je daden van weleer, voor je gedachten van nu. Je bent wie je bent. Uiteraard gaat dit gebod over de ánder. De mensen buiten je eigen vertrouwde bubbel. Juist nu is dit heel belangrijk. Wanneer ik bij de supermarkt ben, en daar kom ik geregeld om voedsel en waspoeder te halen voor mijn zes nabestaanden, zie ik nu veel grimmigheid. Boze ogen boven mondkapjes, mensen die tegen de looproute in nog snel iets willen pakken, files in gangpaden omdat je er niet langs kunt vanwege de anderhalve meter.. Mensen zien elkaar letterlijk als vreemde, sterker nog: als vijand. Een potentiële besmetter die wellicht je einde in kan luiden of er in elk geval voor kan zorgen dat je 2 weken aan huis gekluisterd bent. Hoe belangrijk is nu om tóch de mens achter het mondkapje, de mens die boos wegdeinst wanneer je te dichtbij komt. Hoe kunnen we mild naar elkaar blijven kijken, meer nog: naar elkaar blijven omzien? De oude geboden van weleer doen soms archaïsch aan maar blijken waardevoller dan ze op het eerste gezicht lijken.

Eerder gepubliceerd in Volzin 2020.


maandag 26 oktober 2020

Bierfabriek

 Afgelopen weekend was ik in de kroeg, de Bierfabriek van Almere. Die arme mensen daar kunnen nog nauwelijk de toko draaiende houden aangezien spontaan binnenwaaien met een groep niet meer mogelijk is. Je moet van tevoren een tafel bestellen, op een vast tijdstip, en dan mag je het etablissement exact twee uur later weer verlaten via de looproute. Met maximaal 4 personen mag je aankomen. De bediening liep gemuilkorfd rond en de bezetting was minimaal, als dit zo doorgaat, gaat de hele horeca ten onder. 

De lol gaat er wel af zo. Maar hee, ik was er met drie kornuiten en dat was reuzegezellig. Zeker toen ik op het terras, de zon brak éven door, in gesprek raakte met 2 Duitse knullen. De ene was, u raadt het al, nationaal tapdanskampioen van de Bondsrepubliek en de ander was zo stoned als Herman Brood z.l. op een gemiddelde woensdagmiddag. Ondanks mijn timide karakter en schuchterheid raakte ik alras verwikkeld in een geanimeerd gesprek. Terwijl er een joint rondging kletsten we over tapdans, één van mijn favoriete onderwerpen, vrijmetselarij én politiek. Stoney wilde dat de tapdanser even een performance van zijn kunnen aan mij zou demonstreren, maar ik redde de kampioen (die er overigens niet tapdanserig uitzag: hij had een slonzige joggingbroek aan mitsgaders een rood petje áchterstevoren op zijn veel te dikke Duitse hoofd) door Stoney erop te wijzen dat hij niet de “richtige Schuhe” droeg. Ook opvallend: ik klapte Duits terwijl beide Germanen hardnekkig een soort Engels bleven plauderen. Ze vertelden dat ze het zo tof vonden in Almere. Ik moest toen wel even gaan zitten inderdaad, maar dat kan ook van de bedwelmende dampen komen die van hun uiteraard Hollandse wiettoeter kwam. Amsterdam was niks: “fick Amsterdam”, daar mocht je niks en heerste ook nog een code rood. Ze kwamen dus speciaal een weekend vanuit Bremen naar mijn poldereske ballingsoord om te chillen en bij te komen van hun humorloze, ontoegankelijke en starre volksgenoten. Deden ze af en toe met 6 makkers. De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Uiteraard volgde de gebruikelijke lofzang op ons landje. Ze vonden het bijzonder dat Nederlanders zo makkelijk in de omgang waren, je maakte al snel overal een praatje en niemand nam er aanstoot aan dat ze Duitsers waren. Stoney was 23 jaar en hij begon spontaan over de oorlog. Fawlty Towers’ al dan niet weggezuiverde aflevering “Don’t mention the war” was kennelijk aan hem voorbijgegaan. Hij gaf aan dat het zo belangrijk was met elkaar in gesprek te blijven, om een herhaling te voorkomen. Ik was verbaasd dat dit nog zo leeft, helemaal bij jongeren. Na nog een keer met ze geklonken te hebben op Völkerfreundschaft strompelde ik weer terug naar mijn drie kornuiten die zich zonder mijn sprankelende aanwezigheid anders geen raad zouden weten. Bizar hoe snel we ons aan de nieuwe orde in ons land aanpassen. We morren wel, we monkelen, maar we buigen het hoofd en gedwee schuifelen we mee in de kudde. Simchat Tora gevierd? Via zoom, dansend in je keukentje met de keukenrol? Geen sjoel, geen feest, geen niks. Niemand weet waar dit heen gaat, niemand weet hoe lang nog. Hadden we vanaf het begin gekozen voor het beschermen van de zwakkeren én onze economie, dan had de toekomst voor onze kinderen er wat rooskleuriger uitgezien dan nu. En niet alleen voor de kinderen. Ik ken een aantal 40-plussers dat nu onvoorzien op zoek is naar ander werk en bemerkt dat ze geen schijn van kans maken. De vacatures die er zijn gaan naar jongeren, ze kunnen het schudden. Maar we doen braaf ons mondkapje ons, ons muilkorfje voor en schuifelen voort richting de afgrond. Corona is here to stay, corona was er overigens altijd al, maar ook van deze variant komen we niet af. We zullen hem allemaal krijgen en ik wens ons allemaal een spoedig herstel. Ook economisch, ook sociaal. We moeten dit overleven, we kunnen dit overleven, we zijn verbonden met elkaar, zelfs op anderhalve meter afstand.

Eerder gepubliceerd in het NIW 2020.