maandag 28 januari 2013

Auschwitzherdenking Amsterdam 2013


Het was een Bonte Stoet op weg naar het Wertheimpark. Niet zo zeer bont qua kleur, iedereen was bleek qua teint en grauw gekleed, maar bont vanwege de vele verschillende paraplu’s. 
Ze waren voorzien van teksten als School met den Bijbel, Kornmehls Dieetadviezen, vrolijke paraplu’s, saaie paraplu’s. Allemaal als elk jaar op weg om weer hetzelfde verhaal te horen. Het verhaal van de 102000 Nederlandse Joden, mooi rond getal, en de 215 Nederlandse Sinti en Roma, mooi compleet getal.
Het weer was heel toepasselijk gruwelijk. Waterkoud met pijpestelen. Mijn oudste had de mitswe een krans te dragen, zijn handen voelden aan als ijswater. Net zo nat en net zo koud. Ben benieuwd hoe ik die volgend jaar weer meekrijg. Tuurlijk hóren deze weersomstandigheden bij een Auschwitzherdenking. Vrolijker weer zou ongepast zijn. Zoals Jacques Grishaver het verwoordde, het regende tranen. Het was een treurige bijeenkomst. Verkleumde oudjes, verkleumde kindjes. Uiteraard was het ook als altijd een reünie. Hee hoe is het met jou, lang gelee, maar wie bent u in godsnaam. Dat soort gesprekken. De burgemeester van Amsterdam, net zo nat als wij, speechte zoals hij dat kan. Uit het hart, krachtige woorden, mooie beelden. Zoals elke Burgemeester dat al tientallen jaren doet. Hij verhaalde van de joodse bejaarden die hij bezoekt, dat die nét wat langer over hun klein- en achterkleinkinderen vertellen dan anderen. Dat ze nooit lang over het duister in hun verleden vertellen, maar juist vooruit kijken, trots dat ze in hun nageslacht de toekomst zien. De getallen werden genoemd, de zes miljoen Joden, de 500000 Roma en Sinti, het onbegrip hoe dit heeft kunnen gebeuren. Maar ook de Rechtvaardigen die met gevaar voor eigen leven anderen hielpen.
Ik stond naast een gereformeerde meneer. Hoe ik dat weet? Geen idee, we wisselden een paar beleefdheden. Hij had een Veluws accent. Ik prevelde jizkor mee met rabbijn Ten Brink, hij niet.
We stonden dicht op elkaar gepakt in de vriesblubber. De regen van mijn paraplu lekte in zijn nek, de regen van die van hem liep over mijn wangen. Je weet wel, als je vlak onder zo’n punt van de plu staat.
Het was fijn dat het een Bonte Stoet was. Een gemêleerd gezelschap zoals de chiquere mensen zeggen. We waren samen en we stonden samen stil. In de blubber. En we dachten aan hen die zinloos stierven door toedoen van hen die een hartgrondige haat koesterden jegens de veelkleurigheid, jegens de gemêleerdheid, jegens een Bonte Stoet.

zaterdag 14 januari 2012

Sorry!

In januari verschijnt het boek "Judging the Netherlands" van Dr. Manfred Gerstenfeld. Hierin verhaalt hij van de mythe dat "de" Nederlanders zich massaal verzetten tegen vervolging en terreur en de onderduikadressen niet aan te slepen waren. Onbaatzuchtige helden, schouder aan schouder voor het joodse deel der natie.
In het boek tref je een moreel appel aan: het zou de regering sieren om alsnog excuses aan te bieden voor het vermeende lakse gedrag van volk en vaderlandse bestuurders.
Ook Geert Wilders, u kent hem wellicht, heeft dit boek gelezen. Je kunt er niet om heen; hij draagt Jodenheid en Israel een warm hart toe.
Nu heeft Ome Geert de Jodenvriend onzen Mark in een lastig parket gebracht door in de Tweede Kamer de lijn van het boek te volgen en op te roepen tot het daadwerkelijke uitspreken van die excuses.
Pardon? Mark verslikte zich pardoes in zijn jodekoek.
Ja Mark, excuses! Voor het feit dat het de regering in ballingschap geen bal interesseerde dat 100.000 al dan niet Nederlandse joden werden afgevoerd, de bekende enkele reis, stopt niet op tussengelegen stations.
Excuses voor het wegkijken, door Ronny Naftaniel betiteld als soms "erger dan dader zijn".
Geert is natuurlijk geen vriend van het koningshuis. "De majesteit" is zijn ogen een met haarlak bespoten multikulti-adorerende GroenLinksStemmer en hij zint op wraak.
Wellicht speelt dat ook mee. De oma van Bea zat als eerste in de roeiboot toen de mof op de poorten van Lobith roffelde. Snel het vege lijf gered en het volk achtergelaten.
Een groot probleem voor Mark! Zegt hij straks: "Sorry dat we jullie niet belangrijk genoeg vonden.." Dan zegt hij in feite dat Willemien inderdaad de jaren in ballingschap liever doorbracht met haar hobby’s tekenen en schilderen dan dat ze zich druk maakte om wat er voor vreselijks gebeurde met Neêrlands Joden.
Is dat feitelijk niet zo? Ze weidde zich inderdaad vol vuur aan haar kwasten. Ze had toch tijd zat. Terwijl zij het ene landschapje na het andere tot leven wekte met penseel en houtskool, doodden geweren de joden en verkoolden ze tot as. Heerlijk zo’n kunstzinnige vakantie samen met de eveneens schilderende Schwiegersohn.
Mark is een graag geziene gast bij de familie Von Amsberg-Van Oranje. Als het nu alleen gekke Geert was die opriep tot excuses, maar neen, Gerrit Zalm (ja die van de DSB-Bank) en Els Borst (integer minister) gingen hem juist voor, getuige het boek. Ik kan niet wachten. Er zal een antwoord moeten komen!
Wellicht recht Rutte de rug en spreekt hij zich uit. Dan maar een tijdje geen jodekoek in Paleis Noordeinde.



http://www.joodseomroep.nl/:artikel/sorry.html

donderdag 9 juni 2011

Joden niet gewenscht

Heftige titel nietwaar? Staat in geen verhouding tot hetgeen me laatst gebeurde en wat ik hieronder zal trachten te verwoorden. Toch kwam dit als Kop in mijn hoofd op, vergeeft u mij svp.

Niet alleen normale mensen zijn actief op internet. Ook de joodse Nederlander laat zijn sporen na op het wereldwijde web. Mensen zijn druk op Hyves, op Twitter, maar ook op LinkedIn. Facebook is zelfs een joods dorp. Heel gezellig, heel zakelijk, deels persoonlijk, deels allemaal flauwekul.

Kijk ik naar mijn eigen activiteiten dan ben ik op Twitter bijvoorbeeld druk met tweeten over onzinnige dingen als mezelf en hele belangrijke dingen als mijn collectie draaischijftelefoons, mijn pogingen door de katten aangevreten muizen te redden en mijn gezin.
Hyves heb ik niet meer, dat werd zelfs mij (jaja onvoorstelbaar ja) te infantiel, ik houd me nu ledig op Facebook en dan is er nog voor mijn kleine 500 intieme zakelijke contacten die me door en door kennen en van me houden zoals ik ben: LinkedIn.

LinkedIn dus. Een paar week geleden spitte ik mijn e-mailbestand eens door en kwam daar een oude kennis tegen, laten we hem voor de vorm Abe van ‘t Schip noemen. “Abe” heeft het goed gedaan, werkt al jaren in een ver warm land waar ze gekke kriebelige lettertjes van rechts naar links opschrijven, het gaat hem voor de wind en hij verdient centjes als majim. Hetgeen hem gegund is uiteraard.
Dus ik Abe uitgenodigd om met me te “connecten” via LinkedIn.
Helaas pindakaas, dat leek hem geen goed idee. Hij had namelijk gezien in mijn CV, dat ik werk voor het NIW en vond (ik citeer): “Klinkt misschien een beetje lullig, (..) Het woord jewish sluit hier iets teveel deuren, (..) volgens mij is het onverstandig om jou toe te voegen. (..) Tot zover de statement dat ik niet meedoe aan discriminatie... ”

Dit voelde heel apart. Je vindt iemand een goeie gozer, je hebt al jaren een beetje contact met elkaar via Facebook, hij heeft nog bij je broer in de klas gezeten en dan dit. Een beetje (ik creëer, chargeer): “Ik wil niet met jou spelen want mijn nieuwe vriendjes vinden jou stom. Dus moet ik jou ook stom vinden en mag je niet in mijn LinkedIn Vriendenboekje want anders vinden ze mij misschien ook een beetje stom en willen ze geen knikkers meer aan me geven.”

Werkelijk. Ik werd niet eens boos. Zat een paar dagen te piekeren over een gevat antwoord, maar zelfs ik, nooit verlegen om een kwinkslag, viel gewoon stil.
Ik heb het op Twitter geplempt, registreerde daar de verontwaardiging bij velen (altijd fijn als anderen wél plaatsvervangend boos kunnen worden) en liet het daar zo’n beetje bij. Ik verwijderde hem nog wel even als Facebookvriendje, HAHA, dat zal hem leren! (Of meer geld opleveren.).

Terugkomend op de vreselijke kop boven dit stukje. Totaal buiten proporties. Maar toch:


Een volk dat voor zijn antisemitische broodheren zwicht, zal meer dan faceboekvriend en geld verliezen... Dan dooft het licht…..



Gepubliceerd op de site van de Joodse Omroep, juni 2011

zaterdag 23 april 2011

De Verloren Zoon

Is even schrikken hè, die titel! U bent natuurlijk helemaal in verwarring gebracht en bang dat u wellicht op de site van de Missiepost Zuid Sulawesi bent beland. Welnu, vreest niet, dit is niet het geval. Kijkt u maar even rustig een decimeter boven deze tekst, daar staat keurig iets van www joodseomroepenzovoort. Heb ik u toch maar alvast een opgelucht gevoel gegeven, graag gedaan.

Over opgelucht gesproken, dat waren mijn echtgenote @i_mama (zo heet ze niet echt hoor, zou een beetje mal zijn, dit is haar twitter-alias) en ondergetekende afgelopen derde pesachdag. Onze één-na-jongste had de kuierlatten genomen. Was met de horizon vertrokken. Er tussenuit geknepen. Ook al heb je maar liefst vijf stuks kinderen, je hecht je toch aan allemaal en wilt er eigenlijk niet ééntje missen. Had u niet gedacht zeker! Je komt er achter als er één foetsie is.

Het eerste kwartier zoek je nog vrolijk, maar alras slaat de paniek toe. De hele buurt gaat zoeken, richting noord, west en zuid. Je belt de politie en vertelt van zijn oranje sokken, zijn oranje korte broek en zijn snoopy-shirt, zijn spraakproblemen, zijn lethal voedselallergie en de paniek neemt langzaam bezit van je. Het idee dat iemand hem vindt en als troost een stukje chocola zou geven… Zouden we hem alsnog kwijt kunnen zijn. Je merkt dat je kunt bidden, alhoewel je niet echt religieus bent:
“O G’d, laat het niet zó aflopen!”
Na alle ziekenhuisbezoeken, therapeuten, tests, tranen, angsten.
Juist dit ondervoede ventje van bijna 4 waren we kwijt, met zijn lijfje van een kind van 2, zijn telbare ribbetjes.

De Uittocht van Pesach was even de uittocht van ons knulletje. De politiehelicopter boven ons hofje kneep mijn strot dicht, de dreumes in de buggy bleef vrolijk.
In de AmberAlert-SMS stond niets over zijn allergie, dus ik belde nog maar eens de meldkamer van de politie. O, maar hij is terecht hoor! Hij heeft alleen wél roosvicee gehad, kan dat kwaad? Binnen vijf minuten werd er aangebeld, een agente overhandigde ons ventje aan mijn vrouw, ik kreeg de loopauto waarmee hij 2 kilometer ver was gekomen. Hij was op zoek gegaan naar het buurmeisje dat met haar moeder boodschappen was gaan doen. Een hele lieve mevrouw had hem huilend bij haar in de straat gezien en zich over hem ontfermd, zijn snot weggepoetst en hem wat te drinken gegeven. Het wonderlijke: ze had hem laten kiezen wat hij wilde, niets wetend van zijn allergie. Pak maar wat je mama je ook altijd geeft. Ze bood hem iets aan met melk erin: niet die!, had hij geroepen. Het werd Roosvicee.

Nood leert bidden zegt men en het is nog waar ook. Be’ezrat Hasjeem hebben wij Etan weer terug.

De volgende keer weer zoals het hoort, g’d-willing, een kolderiek stuk van mijn hand, zoals u gewend bent!



 Gepubliceerd op de site van de Joodse Omroep, juli 2011

zondag 6 februari 2011

Een 14-jarige op zoek naar liefde...

Toen ik een jaar of veertien was, of eigenlijk, toen ik exact veertien was, vond ik het tijd dat ik een vriendinnetje kreeg. Voor een vadsig joch met puisten een hele opgave. Aangezien ik een nogal negatief zelfbeeld had leek het me verstandig om onderaan te beginnen. Ik dus op zoek naar de stomste mokkels van de Havo. De keus was best groot, maar ik liet mijn oog vallen op een halfblinde my little pony genaamd Iris. Waarschijnlijk hadden haar ouders haar die naam uit puur sadisme gegeven. Ze was nl al sinds haar geboorte gezegend met slechts één functionerend oog. Iris dus. Net als ik fietste zij altijd in een colonne van de middelbare school in de middelgrote buurgemeente naar ons kleine boerendorp, waar iedereen dezelfde achternaam en oogopslag had. Gelukkig was ik er niet geboren, dus ze zou wel blij zijn dat haar genenpakket eindelijk eens een opknapbeurt zou kúnnen krijgen. Kúnnen, want ik moest haar eerst versieren uiteraard. Welnu, mijn poging ging als volgt: van achter uit de stoet werkte ik mij, al fietsend op mijn 24 inch Kettler AluRad naar voren in de rij, waar zij gezellig naast een zusje/nichtje/buurmeisje fietste.
Met de moed der wanhoop drukte ik mijn fiets tussen de hinnikende shetlanders en begon een dolleuke conversatie. Dat was mijn plan althans, ik had ook al een openingszin bedacht:
Moi! Zo, dus jij bent Iris! Leuke ooglap! Zelf gemaakt? Of was het een erfstuk? Zeker veel piraten in de familie? Wilde ik lollig uit de hoek komen. Vergeet het maar, ik stotterde als een gek dus dat werd Momomomomomomoi Du-du-du-dusss.. gatverdakkes! Dat ging hem niet worden. Rustig ademhalen. Nog een poging. Hahahahaha! Nee, dat was niet om te lachen, ik wilde alleen HALLO zeggen. Hahahahaha-l-lo. Proestend van de lach duwde Iris me met haar vileine zusje/nichtje in de berm, zodat mijn AluRad in de sloot en ik met mijn bakkes in het prikkeldraad kwam te hangen. En toen nog een hele stoet gillende schoolgenoten, die leuke dingen riepen. Stotterbek, ga je lekker! Heb je een zwemdiploma, zitzak! Raak je niet lek, puisterige skippybal! Enfin, geknakt, maar niet verslagen sleurde ik mijn Rad naar huis, met kletsnatte broek en boeken 2 uur later thuis.
Mijn volgende poging was op de locale kermis. Het meisje in kwestie heette Wendy, misschien heet ze nog wel zo. Ik had haar daar al een paar dagen gezien met haar vriendinnen. Uiteraard werd ze gemeden door de andere jongens omdat eh.. ze bloedstollend mooi was denk ik. Of vanwege haar pokdalige gezicht, een soort krentenbol met 1000 levervlekken. Of sproeten, niemand die het wist. Na een paar uur op een afstand te hebben gestaard en de verzekering te hebben gekregen van mijn spaarzame vrienden dat zij ook naar mij keek, stapte ik er op af. Ik moet nog even vertellen dat de hoofdattractie op de kermis bestond uit een soort draaiend ding met bakjes waar de slachtoffers in zaten. Het ding heette Hully Gully. Je werd daarin gecentrifugeerd tot je in doodsangst enthousiast ging gillen van plezier. Dat ging ik haar dus vragen: wil je met me in de Hully Gully? W-w-w-w-w-w-w-w-wil je met mmme i-in de Hu-Hully Gully? Wat zeg je? Vroeg ze me. Dus ik wederom met al mijn kracht: W-w-w-w-w-w-w-w-wil je met mmme i-in de Hu-Hully Gully??? Nog een keer mocht ik het herhalen, terwijl de tranen in mijn ogen sprongen. Ze lag en lachte helemaal dubbel. Ja, ik verstond je wel hoor! Als ik met je in de Hully Gully ga, dan moet ik kotsen! Jankend rende ik weg. Vanuit mijn ooghoek zag ik mijn goede vrienden, mijn makkers, kronkelend van de lach over de grond rollen. Pas later hoorde ik dat ze wel met me in de Hully Gully had gewild, als ze niet misselijk was geweest van de  suikerspin.  Niet lang daarna ben ik verhuisd naar een andere vlek, uitgezwaaid door de voltallige dorpsgemeenschap.

zaterdag 29 januari 2011

Prank call

U kunt zich voorstellen dat ik niet meer zo vaak op feestjes kom en dat ik nog maar uiterst zelden een uitnodiging krijg. Meestal is mijn eega de geïnviteerde. Ik zie u begrijpend knikken en inderdaad, het heeft deels ook wel te maken met mijn karakter. Edoch, er speelt meer.

Van vroeger kan ik me herinneren dat een favoriete vraag die gesteld werd boven de rosé luidde: 'Zeg, wat doe jij eigenlijk?' Zo’n vraag wordt dan vaak trots beantwoord: 'Ik ben vice-interim-management-consultant-directors-cut reeds.' 'Ach, werkelijk? Ik ben uppercut-mediageniek-pie-aar-advisery-märklintreintje.' 'Wow, klinkt goed! En jij, Abramans?' Zeg maar Roel hoor, ik ben Accountmanager en heb ook een visitekaartje, kijk maar! 'Ach, werkelijk? Account MANAGER, dat klinkt goed Ibrahims! Hoeveel dozijnen discipelen manadzj je? Een heel cohort zeker?'

Hier gaat het altijd mis, ik ga dan namelijk eerlijk vertellen wat ik doe. Weet ook niet waarom ik dat nog steeds niet nalaat, het kost je je vrienden, je familie, je aanzien, je eigenwaarde, je haarkleur, enkele centimeters van je mannelijkheid enzovoort. Ik zeg dan: ach jongen, het klinkt allemaal wel heel mooi, accountmanager, maar éigenlijk (fout) ben ik gewoon (fout) advertentieverkoper! Ja! Die moeten er ook zijn hè! Jah! Dus dus dus. Mijn gesprekspartners zijn inmiddels al schuddebuikend van me afgerold en daar sta je dan alleen bij de bar. En zo lieve mensen, ontstaat dus alcoholisme. Doordat goede mensen van eenvoudige komaf, die misschien wat slim overkomen, eerlijk vertellen dat ze een baan hebben, weliswaar een baan die voor de maatschappij op een lagere rang staat dan prostituee of autoverkoper, om maar te zwijgen van assurantieadviseur, maar wel eentje waardoor ze voor hun gezin en hun 12 kinderen kunnen zorgen.

Zucht. Tóch is het natuurlijk heel belangrijk werk, lispel ik tegen mijn zoveelste glas. Zo besloot ik laatst onder werktijd eens te gaan plassen. Ja mensen, zo ben ik. Teruggekeerd in mijn cubicle merkte ik dat ik een gemiste oproep had op mijn Ericofoon! En dan komt het commerciële mannetje in me boven hè! Laat de gemiste oproep geen gemiste kans zijn! Het zou natuurlijk ook een dolgelukkige vader kunnen zijn, die een geboorteadvertentie wilde opgeven en nu hevig teleurgesteld aan sterilisatie denkt, enkel omdat ik niet opnam, de euvele moed had om te gaan plassen!
Of een treurende weduwnaar, die snakt naar mijn troostende woorden na het heengaan van zijn teerbeminde. Ik weet dan altijd de juiste snaar te raken, joh, kop op, komt wel weer goed! Of: rot voor u zeg! Zal ik de rouwadvertentie dan maar éxtra groot maken? Dus ik terugbellen.

'Ja? Wie dar?' Goedemiddag mevrouw u spreekt met Roel Abraham van het NIW, ik zag dat u had gebeld? 'Gebald? Wat gebald? Ik niet gebald?' Nou, ik zag toch duidelijk uw numm… 'wachte wachte'. 'Ja? Papa ben jij dat?' Nou neen, ik ontken alles, ik ben Roel Abraham van het... 'Papa! Jij maakt grapjes! Hihihi!' Neen, heus waar niet hoor ik belde gewoon terug en... 'Hahahha papa toch! Gekke pappa! Hee, pappa komt binnen?' Graai, voel ik aan mijn oor. 'Ja hallo! Wie ben jai? Warrom bal jai main dogter??' Goedemiddag meneer Pappa, ik ben Roel Abraham van het Joodse weekblad NIW en ik... 'Wat jods wikblad, wat jods? Ik niet Jods wikblad u verkird nummer!' Nee, ja, ik ben van het jods ik bedoel Joodse weekblad NIW en ik... 'Jai nit mier bellen main dogter!!!' Tuuttuuttuut.

Dus. Zucht. Verrek: een voicemailbericht van dat nummer. Even luisteren dan maar.

'Hi hi hi! Stinkie!'

Geschreven voor de Joodse Omroep.

vrijdag 28 januari 2011

A slight stutter

Wat een lot kan je treffen als je als puber stottert. Ik was zo’n puber. Klein, jongste van de klas, verdrinkend tussen de borsten van de veel grotere meiden (in my dreams) en ik stotterde dus.
Toen ik 10 was mocht ik al op assertiviteitscursus, zo heette een stottercursus in de jaren ‘80. Geweldig jôh! Hele invoelende man was dat, hij vond het heerlijk om mij heel lang in de buurt van mijn middenrif vast te houden terwijl hij achter me stond en me lekker therapeutisch tegen zich aan drukte. Denk om je aaa-dem-haaling. Dus. Dat hielp geen fluit. Die van hem misschien.
Enfin zo stuiterde ik al stotterend de Middelbare School in. Was best te doen an sich, ware het niet dat er ook spreekbeurten gegeven dienen te worden op de HBS.
In 4VWO was het ook zo ver. Een spreekbeurt bij Engels. Wat doe je dan als stoere stotteraar? Je kiest een onderwerp waar je veel van weet en leert een compleet verhaal uit je hoofd.
Aangezien één van mijn coole hobby’s het collecten van stamps was, hield ik hier mijn verhaal maar over. Ja ik weet het, vrouwen glijden van hun barkruk als ik vertel over mijn postzegeltjes, mijn suikerzakjes, mijn roomboterwikkels, mijn sigarenkistjes, mijn wekkers, mijn antieke telefoons.
Bij Engels speelde ik dus op safe en koos voor stamps. What’s the difference between East- and Westgerman stamps. Oh my God! So exciting! Helaas kon ik de Engelse afkorting voor Oost-Duitsland, GDR, niet uitspreken. Dzj-Dzj-Dzj-Dzjie Die Ahr klinkt weliswaar heel toepasselijk als een Trabant die niet wil starten maar ik koos toch maar gewoon voor DDR, Die Die Ahr. Terwijl ik mijn verhaaltje afdraaide en er postzegels rondgingen in de klas, voelde ik het in de verte al aankomen.
Ik zou gaan stotteren en ik wist ook al precies waar. In mijn hoofd zag ik mijn neergepende, verinnerlijkte opstelsel voor me en ik telde de regels tot dat ene woord waarover ik ongenadig op mijn bek zou gaan. Achter in de klas zaten de bloeddorstige stoere meiden met de grote borsten op mijn bloed te azen. Het was alsof ze wisten wat ging komen, met ingehouden adem en boosaardige blikken wachtten ze op mijn teloorgang.
En het geschiedde. Bij het woord in kwestie sloeg mijn middenrif op slot, mijn keel werd dichtgelast, mijn ogen (die zelfs zweetten) puilden uit mijn hoofd. De enige klank die uit me kwam, geen idee uit welke opening, klonk simpelweg als nk. Nk dus. Nk. Yeah. De meiden achterin had a ball. Ik sloeg na twee minuten sterven het woord maar over en kwam al duizelend aan mijn eind.
Ik was klaar met mijn voordracht en er viel een pijnlijke stilte. De leraar (een kopie van Kahlil Gibran) wiens sokken te drogen hingen over de verwarming, schraapte zijn keel en zei: “Errr… you’ve got a slight stutter, don’t you?”
Opgelucht en met tranen in de ogen zei ik: J-Ja.
Het werd een 7+.

zaterdag 11 december 2010

Chanoeka

Buiten valt de zure sneeuw in bakken uit de hemel. Vrolijke mensen, sleetjerijdende kinderkens, blijdschap. Zich vanwege de koude voortplantende mensen, lichtjes overal, kerstsfeer. Een gezond mens wordt er misselijk van, maar binnen heb je vijf bloedjes van kinderen die hun hardvochtige vader smekend aankijken. Tranen in de ogen, de handjes gristelijk gevouwen proberen ze je te vermurwen.
Ach toe vader, waarom gunt u ons geen kerstboom? Alle kindjes op school-klarinetles-zwemles-jeugdgevangenis hebben een kerstboom. Waarom mogen wij geen kerstboom vader? Omdat we joods zijn? Dat is racistisch! Voor je het weet wikkelen je bloedeigen kinderen je in engelenhaar en verdwijn je in de kruipruimte.

Dat de maffe goi zo nodig een stervende struik volgehangen met zijn ballen op het Ikea-kleedje wil zetten, betekent toch niet dat wij, het weldenkende, wellicht wat emotionelere, deel der natie óók een allergie-opwekkende voormalige bosbewoner vol ongedierte, doodgespoten eekhoorns en verhongerde babyvogels moeten neerpoten voor de rijkelijk gevulde boekenkast? Come on!
Daaronder dan stapels cadeautjes, de elektronica reeds defect vóór het hebberige uitpakken, waarbij men elkaars ogen uitklauwt om op die manier de begerige blikken te doven. Misselijk van de kerstwijn en de in zeehondenreuzel gebakken kerstkalkoen van de kiloknaller. Wat een pret, wat een diepgang.

Neen, dan wij. Respectvol steken we het eerste kaarsje aan, terugdenkend aan die sjloebers die in de vrieskou een half gesloopte Tempel terugvonden, nadat ze járen mijmerend aan de rivieren van Babylon hadden gekampeerd, onderwijl oude nummers van Boney M zingend. In plaats van een advocatenkantoor te stichten of een juwelierszaak te openen gingen we op zoek naar een kruikje olie, om onze religieuze plícht te vervullen. En voorwaar, de kandelaar brandde 8 hele dagen lang, zodat onze vrouwen tijd genoeg hadden om met de knoflookpers nieuwe olie te produceren, onder toezicht uiteraard van een rijke schare zwartbebaarde rabbijnen…. 
Terwijl wij –bonkige mannen met geweldige beenspieren van het over de aardbol zwerven- de overgebleven bezetters vakkundig naar hun walhalla, hemel, paradijs of knetterend vuur hielpen…. Een diep doorvoeld religieus gevoel maakt zich dan van je meester, terwijl je kijkt naar de glimmende gezichtjes van de jelediem, die je ooit kleinkinderen gaan schenken…. Ledor wador.

Acht dagen duurt ons feest, elke dag steken we een extra kaarsje aan. Als je weet dat een chanoekia 8 armen heeft (+1, de sjammasj waarmee je de kaarsen aansteekt) dan heb je dus elk jaar 44 kaarsjes nodig. Ik heb 5 kinderen met elk hun eigen, tijdens Joodse les inelkaar gefrotte “chanoekia” (8 bloempotjes op een plank) dus dan heb ik die week 5 x 44 = 220 kaarsen nodig. Plus drie keer de brandweer. Elke dag een cadeautje houdt in 5 x 8 = 40 kostbaarheden. Plus het aanvragen van mijn faillissement.

Chag chanoeka sameach!


woensdag 3 november 2010

Erev Sjabbat

Als je zoals ik maar liefst 5 (VIJF) kinderen hebt kom je natuurlijk altijd tijd tekort om ze aandacht te geven. Een goeie oplossing kan dan zijn om op vrijdagavond 1 exemplaar mee te nemen naar sjoel om op die manier de gang naar het RIAGG in de toekomst te voorkomen.
Vanavond was Joram, kind numero 3, aan de beurt. Hij is de middelste en wordt dus platgewalst tussen de 2 oudste en de 2 jongste.
Gezellig dus samen in de auto naar sjoel. In de auto? JA, in de auto. Lopen is voor ons een Hollandse Brug te ver. Hij mocht op de booster naast me en kletste gezellig over school. Hij stelde me ook vragen: hoeveel lantaarnpalen staan er naast de snelweg, wat betekent dat getal op dat paaltje, maken joodse altijd oorlog, dat soort vragen. Pardon? “Maken joodse altijd oorlog”?? Dat was pas een echt interessante vraag. Hoe kom je zo bij die vraag, Joram? Nou dat zegt Tegenwoordig Hippe Naam uit groep 5 altijd en hij noemde er zo nóg 2, kinderen uit gezinnen waarvan de moeders rond een bepaald religieus feest altijd op hun paasbest staan te pronken op het schoolplein. M’n haren gingen overeind staan. Als vader doe je je uiterste best om je kinderen zo multicultureelvriendelijk op te voeden, bladiebla, vooral niet teveel over dé oorlog en oorlogen in het algemeen babbelen, maar gewoon gezellig. Kennelijk denken de ouders  daar heel anders over. Uiteraard wilde ik mijn ontvlammende woede niet gelijk op mijn kind over brengen, dus ik vroeg simpelweg wat hij dan als antwoord had voor Hippe c.s.. Nou gewoon, dat hij dat misschien vindt maar dat dat helemaal niet waar is. Toppertje! En dan? Dan wordt-ie boos! Inmiddels had ik zin om de ouders van ’t ventje in quaestie verpakt in 20 kleine doosjes op te sturen naar een ver warm land, maar, beste mensen, dat kan natuurlijk niet heh. Ik moet de opvoeding van zulke kinderen natuurlijk ook in dier eigen culturele context zien en er vooral niet overheen walsen met mijn eigen zogenaamde superieure culturele stoomwals. Laat ik het bij mezelf houden, wat doet het mij als ouder om te ervaren dat mijn kind anno 2010 nog stééds op onvriendelijke wijze wordt aangesproken op zijn afkomst, op zijn ‘zijn’. Zucht. Uiteraard wil ik niet alle christenen de Zwarte Piet in de schoenen schuiven. Maar ja. Mevr. Abraham, de ijzersterke  moeder van Joram, kreeg als zesjarige van haar Zwolse buurkindjes in de zandbak ook al termen als Juden Raus! toegediend. Bovendien hadden we natuurlijk ook hun god vermoord. Haar vader z.l. was Hans Diamant, het huis werd heel toepasselijk met huisvuil bekogeld, allemaal door fijne gggristelijke kindekes.
Welnu, ik word daar heel boos van, zoals ik reeds schetste, maar ook best verdrietig. Niet dat de kosjere tranen over mijn spekkige wangen lopen, maar toch even een knoop in de buik. Een smurf als Joram, net zes jaar, krijgt er nu al van langs, om niks. Dat is diep treurig. Nog treuriger is het dat ik vrees dat dit gewoon niet zal veranderen. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor joodse kindjes. Mijn aangetrouwde islamitische neef wordt óók op een negatieve manier aangesproken op het gedrag van sommige van zijn geloofsgenoten. Alleen is hij een volwassen kerel met wie je prima een pilsje kunt nuttigen. Mijn Jorammie is ZES en wordt opgezadeld met de beroerde opvoedresultaten van hen die het prettig vinden hun broedsels te overladen met afgunst, domheid en leugens. Is er dan geen hoop? Tuurlijk wel. Joram is vergevingsgezind, kindjes van álle gezindten spelen regelmatig bij ons en dat gaat áltijd goed. Vorige winter nog kreeg ík het verwijt van een móslimmoeder dat we niet genoeg geïntegreerd waren omdat we geen kerstkaarten sturen. Haha. Dan moet ik toch wel even heel luid glimlachen, gelukkig!


woensdag 27 oktober 2010

VoPo

Zoals de meesten van jullie niet weten verplaats ik mij doorgaans op een aftandse VOPO-BMW. Met zwaailichten en sirenes, want anders zou het saai zijn.
Is dat verantwoord, volwassen, verstandig? Driewerf Neen natuurlijk, maar vraagt u gerust aan uw locale psycholoog hoe het zit.

Lol heb ik op dat ding. Het komt geregeld voor dat ik doelloos rondrijd, op zoek naar verdwaalde Duitschers, om deze lieve mensen te tracteren op een stukje ouderwetsche gezelligheid en een heerlijke klaplong. Staan ze heel onduits zélf te tanken, kom ik voorbij, loopt de urine of benzine ze in de schoenen. Maar dan gemütlich unterwegs. Een goede Duitser zit stoer achter het stuur, de blonde manen gekamd, de blauwzuurkleurige ogen gericht op den einder, tot ver voorbij de staatsgrenzen van hun onmetelijke rijk. Dus wanneer ze ontspannen rijden in hun bovenmaatse Audi, boordje los, sigaartje of braadworst tussen de lipjes geklemd, kom ik langszij. Want zó in je PKW zitten, dat kan natuurlijk niet. Uiteraard moet dan wel hun raampje half open staan, anders gaat het effect verloren, maar ik blaf dan via mijn luidsprekersysteem op vol vermogen: ACHTUNG, VOLKSPOLIZEI, BENEHMEN SIE SICH!. Wat het betekent weet ik niet, maar het effect is bijzonder. Meestentijds laten ze hun gloeiende peuk of smeulende worst vanuit hun lippen in hun schoot vallen, met als gevolg dat de Audi hatsekidee de vangrail in zwalkt.

Graag wil ik hier even pauzeren om mede te delen dat hierbij uiteraard nooit slachtoffers vallen. De schade aan de vangrail is al erg genoeg en daar moet het bij blijven. Ik ga al gebukt onder voldoende schuldgevoel.

Ook komt het voor dat ze in de houding willen springen, hetgeen niet meevalt wanneer de bierbuik als een rollade is ingesnoerd door den Gürtel.
Enfin, lachen gieren brullen, en wij hebben weer plek op het strand van de zomer.

Het is wél jammer dat ik bij onze Hermandad maar op weinig begrip mag rekenen.
24 keer reeds (vierentwintig) ben ik van de weg gehaald en ondervraagd alsof ik iets doe wat niet mag. Veelal is de eerste vraag die ze me stellen: Bent u collega? Het vergt uiterste zelfbeheersing om ze niet te wijzen op minimaal het missende lidwoord “een”. Of bedoelen ze “de”? Kan ook, dat ze hopen dat ik dé collega ben, waarop ze al 5000 jaar wachten, de politiemessias?

Dan nog, ze zien er ook nog eens ab-so-luut niet uit als advertèntieverkopers. Advertentieverkopers dóen alleen maar of ze een pistool op zak hebben. Deze heren hebben een echte dus hoe zouden we collega’s kunnen zijn?? Schnabbelen ze bij voor het Rijkspolitie Magazine? Enfin, een vraag waarop het antwoord zo obvious is, wat moet ik daarmee?

Nadat de agent me dus heeft overtuigd dat we géén collega’s zijn komen altijd de dreigementen. Ik gá de Officier van Justitie bellen! Ik gá procesverbaal opmaken!
Ik gá je vanavond bellen voor een date in de gaybar!

Nooit worden de dreigementen uitgevoerd, ik vraag hoe ik weer terug de snelweg opkom en we gaan weer ons weegs.
Er is altijd wel een Poolse vrachtwagenchauffeur om 50 Mark van af te troggelen.




zondag 25 april 2010

Onklaar.

Op een dag ben je zover. Genoeg is genoeg, het is over en uit. Stoppen. Punt erachter. Uiteraard hik je er een beetje tegenaan. Alhoewel, een beetje, best wel een boel hik eigenlijk. Zeg maar dat je er tegenop ziet. Er tegenop zien… Je voelt een barrière, een soort drempel waar je over moet. Het is toch ook niet niks, zullen we maar zeggen. Zeker in mijn geval. Ok, dat hoor je van iedereen, maar toch. Zweethanden krijg je ervan. Piekeren. Nachtmerries is weer wat overdreven, maar zou best mogen. Knoop in mijn buik. Toch doe je het. De auto vraagt het van je, die wil je graag houden. Alle stoelen en banken zijn bezet dus daar zit je dan in de wachtkamer van de urolololoog. Pompom. Er hangt een mieterse sfeer, je bent niet de enige die vrijdagochtend. Eerst een gesprekje met de meneer met het mes en dan des middags weerom komen. Je wordt niet thuisgebracht, dat niet. De wachtkamer. Tijd gaat langzaam. Alle andere mannen zijn bleek en zien er verward uit. Je probeert een gezellig babbeltje, ook om niet naar hun triomfantelijke echtgenotes te hoeven kijken. De echtgenotes, die écht genieten. Ze bemoeien zich er gelijk mee: eindelijk is hij eens aan de beurt, het heeft lang genoeg geduurd, ik ben die pil méér dan zat. En zo. Hij mag nu in de beugels voor de verandering. Fijn fijn fijn. Waarom doe jij het? We wilden geen kinderen en nu hebben we er tóch één. Ja, die houden we wel hoor, je raakt er wel aan gehecht op den duur. Ah ja. Gelukkig maar ja. En jij? Na zeven jaar toch maar de stoute sloffen aangetrokken en door de vrouw meegenomen. Joh. Zou het pijn doen? Tuurlijk doet het pijn, hopen de vrouwen. Hun ogen glinsteren, vol duistere vreugde. Ik had mijn meisje maar thuisgelaten. Haar naam staat in mijn ring, dat is voldoende. Ik ben geringd, gelijk een postduif. Zou ik nog kunnen vliegen, straks? Ben ik al aan de beurt. Neuh. Nog maar even lekker Arts en Auto lezen. Saai. Bah, wat een zweethanden, het is ook wárm hier. Meneer Abraham. Lood in de benen. Handje geven, éérst afvegen aan de broekspijp. Wat klinkt mijn ‘goedemiddag’ iel. Waarom wilt u het laten doen meneer Abraham en weet u dat veel urololologen joods zijn.
Wel, ik heb vijf kinde.. Ik begrijp het meneer Abraham. Hebt u nog bepaalde afwijkingen waar we rekening mee moeten houden? Nou, ik ben dus besneden, maar ik weet niet of… Dat maakt geen Fluit uit meneer Abraham. Komt u om vijftienhonderd uur maar terug meneer Abraham.
Óver 1500 uur ook goed? Neen, dus reeds.

Des middags zit je er weer. Zelfde wachtkamer, zelfde mannen, zelfde feestende, stralende vrouwen. De mannen… waren ze bij het voorgesprek al bleek en tanende, nu zijn ze gereduceerd tot helemaal niks. Een soort doorschijnende klei in de handen van hun partners. Ze huilen niet. Kijken dapper naar de grond. Eentje komt net terug. Viel het mee? Ik vraag het hem. Zijn dode ogen zoeken de mijne. Het was best heel erg. Nu gaat het wel weer. Jammer dat hij opeens kleiner is dan zijn vrouw. Dat lijkt zo omdat hij met o-benen loopt. Nou, dag, lotgenoot! Meneer ABRAHAM. Wat klinkt dat hard. Komt u maar hoor, nee niet daarheen, dat is de uitgang. Volgt u me maar. Ze geeft me een warme hand. Warm, gelukkig. De assistente kijkt vrolijk. Heeft natuurlijk een boel te vertellen thuis, elke vrijdag. Ja, dit soort klusjes doen ze alleen op vrijdag, zodat de castraat in het weekend kan bijkomen om maandag weer fijn te kunnen arbeiden. Daar lig je dan. Fris geschoren. Pompom. Hij slijpt nog even zijn mes, er mag geen braampje aanzitten, anders is het niet koosjer. Zei ik dat? Hij moet lachen. Waarom doet u dit? Omdat er hier nooit iemand dood gaat. Aha. Tien minuten en ik ben onklaar gemaakt. Het viel wel mee, eigenlijk. Toch nog steeds een knoop in mijn buik. Maakt drie knopen totaal.


Geschreven in opdracht van de Joodse Omroep 2010

dinsdag 23 maart 2010

Puberruil XL

Afgelopen dinsdag konden we weer genieten van het programma Puberruil XL. Man man man, wat een gedenkwaardige uitzending kregen we voor de kiezen. Joods pubermeisje Jade uit Amstelveen ruilde voor vier dagen van gezin met het Rotterdamse Feyenoordmiepje Shirley. Het werden ontroerende momenten van verbroedering en intermenselijk contact. Heeft u een zakdoekje voor het grijpen? U houdt het niet droog. De aankomst van Jade in het Rotterdamse gezin was een liefdevolle en aangrijpende happening. Jade had namelijk een Joodse cake (die bestaan) meegenomen als vriendelijke geste. Papa Feyenoord kreeg bijkans een rolberoerte bij de woorden Joodse Cake en vroeg zich af of de kleine Jade hem misschien wilde vergiftigen. Met een vork prakte hij de prachtcake aan flarden. Aangezien hij geen paarse tarwekorrels of christelijk kinderbloed aantrof nam hij toch maar een voorzichtig hapje en warempel, het smaakte zelfs lekker.

Ondertussen was zijn dochter dus in een Joods gezin geparkeerd. Het arme kind wilde eigenlijk gelijk zelfmoord plegen toen ze vernam dat ze in Amstelveen was. Bij haar thuis was elk woord dat met een A begon strengstens VERBOTEN, Amsterdam, Amstelveen werden dan ook als “020” aangeduid. De term Ajax was uiteraard het meest verschrikkelijke vuile ranzige woord dat je je maar kon indenken. Enkel op straffe des doods kon dat uitgesproken worden. Jankend stond ze voor de Arena.. met haar rug er naar toe. Ze kon het niet aan om de “snelkookpan” van die Tyfusklup te aanschouwen. Ook maakte ze op een positieve manier kennis met Joodse gebruiken en onze cultuur, zoals de tennisvereniging, de siddoer “gatverdamme, arabisch!” en joodse les, waar ze gezellig keuvelde over het gebruik van de uitdrukking kankerjood.
Hoogtepunt was dat ze “Shalom Abba” leerde zeggen, een staaltje van integratie waar we met z’n allen nog wat van kunnen leren.

Bij thuiskomst in hun eigen gezinnetjes waren beide meisjes erg blij. Jade was gewóón blij, zoals normale meisjes betaamt, Shirley ging hysterisch janken bij het zien van haar Abba (LOL) “ik wil noooooit meer naar 020” en ging samen met net-niet-vergiftigde paps en middel-vinger-opstekende broertje (genaamd Feyenoord, echt waar) een als geschenk ontvangen Ajax-vaantje verbranden in de vuurkorf in de tuin. De rook steeg niet op.


Geplaatst in het NIW, 2010

donderdag 31 december 2009

Geboorteaangifte

Voor de zoveelste keer mocht ik godzijdank geboorteaangifte doen, dit keer van een meisje genaamd Roos, geboren op 26 december 2009.  20% van mijn kinderen ging mee, waaronder de helft van mijn dochters. Waarom? Rivka wilde graag Burgemeester Jorritsma een geboortekaartje geven. En zijn wij niet allen kinderen van Annemarie? Dus mijn appeltje (eindelijk een zusje!) trots als een pauw aan mijn zij, mee naar het middeleeuwse stadhuis van Almere.

Rivka vroeg het blozend. Maar bent u dan familie? Riposteerde een verbaasde receptie-dame. Neen hoor, gewoon eenvoudige onderdanen van Hare Majesteit!
Nou, ik zal even bellen…. Ze moest het nummer wel even opzoeken want zo vaak kwam er geen bezoek voor mevrouw het opperhoofd. Het gesprek met de secretaresse was kort en duidelijk; we waren geen familie, Annemarie was er nie, maar ook als ze er wél was geweest hadden wij, enge sloebers, ons zeker niet bij haar mogen vervoegen.
Mijn appeltje slikte teleurgesteld haar traantjes weg, liet het kaartje achter voor de Onbereikbare Ongenaakbare en we togen met een treknummertje naar de afdeling Burgerzaken.

Omdat ik graag klets, hetgeen u zal verbazen, vertelde ik ons kleine drama aan de aangiftedame. Zij was helemaal niet onder de indruk. De vorige burgemeester kwam gewoon op feestjes langs en bracht dan helemaal zelluf worst, kaas en bier rond, onderwijl complimentjes rondstrooiend over de noest arbeidende ambtenaren.
Annemarie niet. Die zagen ze nooit, zat enkel in haar ivoren toren te zitten.
We kregen ook al geen kaartje terug.
De volgende keer stem ik op een andere burgemeester.


donderdag 23 oktober 2008

Nou, gesundheit!

De nieuwe Benjamin ligt nog maar net op de mat, nog nadampend van het geweld van de stampende stencilmachines en ik krijg alweer een sommatie om ráp een nieuw stukje hartepijn te knutselen. Slavendrijvers! Ik zal het wel verdiend hebben. Moest vroeger thuis ook al altijd afwassen en was bovendien de kleinste van de klas. Wat een leed. Dankzij mijn bovenmenselijk positivisme ben ik hier gelukkig bovenuit gestegen. Hetgeen met 1.79 meter heel knap is, en zorg voor menig vrolijke noot in dit aartslelijke tranendal. Want mooi zullen we Almere nooit kunnen noemen. Daarom woon ik er ook, het is heerlijk om in de afzichtelijkste stad van Nederland te wonen. Er gebeuren namelijk ook hele leuke dingen. Zo werd de helft van mijn kinderschaar hier geboren. De eerste Almeerse Bram, ons derde kind, mocht gelijk na de geboorte in een Ambulance naar het Flevoziekenhuis, omdat hij bij de eerste aanblik van zijn vader zachtjes ging kreunen. Nah ja, das nog altijd beter dan heel hard schreeuwen. Almeerse ambulanciers houden wel van een geintje, ze waren voor grap eerst naar de Lindestraat gereden, om daar een baby te ontvoeren. De mensen daar weigerden gek genoeg hun 16-jarige zuigeling af te staan, zodat ze hem met geweld in de ambulance-maxi-cosy moesten proppen. Want hee, de opdracht was duidelijk! Na een worsteling met de 2 meter lange baby werd duidelijk dat het om de Lingestraat ging. Duurde dus 5 kwartier voordat de ziekenauto voor ons huis tot stilstand kwam en wij onze blauwe baby konden inleveren. Uiteindelijk bleek er uiteraard niets, maar dan ook helemaal niets aan de hand, baroech hasjeem.
De tweede Bram, inderdaad ons vierde kind, mag niks eten, hetgeen voor een Joods kind hetzelfde is als voor een goudvis die in een zandbak moet zwemmen. Van de lekkerste dingen slaat hij rood uit, hetgeen weliswaar in mijn puberjaren mijn politieke kleur was maar inmiddels uiteraard, weldenkend en volwassen geworden, niet meer.
Een hele bezoeking, mijn balleboeste heeft menig dagje met hem in het AMC gezeten hetgeen ons zeer verdroot. Hij vermaakte zich prima met alle lief glimlachende verpleegstertjes en de zorgelijk kijkende specialisten. Speciaal voor hem maakte een Ierse fabriek roomse hypoallergene melkvervangers, maar ook die schieten hem in het verkeerde keelgat. Nu ziet mijn ega er dus steeds egaler uit, omdat ze borstvoeding moet blijven geven, vanwege Etan op dieet is en nog maar 36 kilo weegt. Misschien was dat haar confectiemaat, daar wil ik afwezen. Toch hebben we besloten hem te houden, je hecht je toch aan zo´n mannetje. Bovendien heeft hij de ogen van mijn moeder. Zodra hij op kamers gaat is hij er overheen gegroeid. Mensen, blijf gezond!


Eerder gepubliceerd in De Benjamin

maandag 2 juni 2008

Ehmm.. trouwen?

Op zondag 1 juni was het zover: 10 jaar verkering! Bovendien was het die dag ook nog eens Jom ha Voetbal, de internationale joodse voetbaldag, met acht- en elftallen uit binnen- en buitenland. Al weken had ik er zenuwachtig naar uitgekeken. Niet vanwege het BDU-NIW-standje dat ik moest bemannen of het voetbal, dat kan ik sowieso niet, ik zou alleen maar wat breken. Neen, ik wist dat ik die dag de big question wilde gaan poppen. Wat te doen? Misselijk van de zenuwen kroop ik achter Maurice de Hond langs het hondenhok in waar de Omroepinstallatie zich bevond, en vanwaaruit bijvoorbeeld werd rondgeschreeuwd, middels machtige luidsprekers, dat de Circumcizers op veld 33 moesten stuntelen tegen de Besnijders. Ik dus de microfoon gepakt en met trillende stem, ten overstaan van 2000 joodse sportlui (haha, dat kán helemaal niet!) door de ether mijn liefdesverklaring geslingerd: "Anne Mathilde Abraham, we hebben vandaag TIEN jaar verkering en je bent het wéér vergeten (ik neem het haar niet kwalijk, ze vergeet ook regelmatig haar leeftijd, of in welke eeuw we wonen) maar je kunt het goedmaken. Het is dus 10 jaar geleden dat wij elkaar voor het eerst een kus gaven, en daarna gaf je me vier kinderen. Ik wil er nog wel vier bij (ik denk dat ik hier een grap maakte, hoop ik). Ik hou heel veel van je, en ik wil vragen of je met me onder de choepa wilt. (dat is geen joodse poncho, ook geen elektrisch dekbed, maar een soort huwelijksbaldakijn, begrijpt u wel) Kom alsjeblieft nú naar me toe rennen en zeg JA!." Enfin, ik bezweet weer uit het hondenhok van Maurice naar buiten gestrompeld, opgewacht door een dozijn vrouwen die me met tranen in hun ogen vertelden hoe romáántisch ik wel niet was. Ja, duh.
Ik keek uit naar Anne Mathilde! Die kwam dus niet. Ik voelde me met het aanwezige publiek enigszins, toch wel, een beetje opgelaten. Ik bedoel lullig, maar ken daar geen net woord voor. Daar kwam ze aan! Bonkebonke deed mijn hartje! Ze kwam recht op me af, pakte mijn hand, keek me met haar alles doorpriemende, maar toch warme en betrokken oogjes aan en zei, heel zwoel, ten overstaan van snikkende vrouwen en mannen met trillende lippen, van de spanning in hun sportbroekjes plassende voetballerpupillen, de wedstrijden waren tijdelijk stilgelegd, enfin ze zei -terwijl ik niets anders meer zag dan haar mooie hoofdje en niets anders meer hoorde dan het gesuis in mijn oren en haar lieflijke stem, ze trompetterde: Hee, is er ook koffie of zo?

Terwijl ik lag bij te komen van de klap, in voetbaltermen een anti-climax, dronk zij lekker koffie met mijn zwagers en snaterde gezellig met de aanwezige dames, die haar uiteraard vertelden wat voor romáántisch "iets" ik had gedaan. Ze had niks gehoord. Ze vond het toch best wel leuk. Want ik kreeg een kus. En, nadat de derde toeschouwer had gevraagd wat ze me nou geantwoord had, zei ze ook nog "ja". Ik bof toch maar.


Eerder gepubliceerd in De Benjamin, 2008

zondag 23 september 2007

Joodse Feestdagen


De feestdagen, altijd pret in joods Nederland
In goed Nederlands noemen we ze natuurlijk de Jontefdagen, de dagen van Rosj Hasjana tot Simchat Tora. Het is voor gezinnen met kinderen dit jaar een hele heisa geweest, omdat veel van deze dagen gewoon op door-de-weekse dagen vielen. Doe je niks an, gewoon vrij vragen voor je kids en –hup- naar sjoel. Daar begint de pret pas echt. De diensten duren vaak lang. Hou dan je versuikerde kindjes maar eens rustig! Denk dat je ze lekker onder controle hebt, begint er altijd wel een of andere gefrustreerde kinderhater ssst te roepen of vraagt je vriendelijk op te zouten met je kroost. Le dor wador is aan hen niet besteed, ze zien het liefst een toekomst voor zich met weinig sjoels, ook nog eens half gevuld met enkel grijze krullen. Jammer hoor. Rosj Hasjana is natuurlijk super: ronde challes met honing, appeltjes met honing en (bij ons thuis) heerlijke borsjt. Dan krijgen we Jom Kippoer, hét moment voor contemplatie met een lege maag. Tandenpoetsen is ook verboden volgens de Tora, dus het zoenen laten we maar even achterwege. Gelijk ná Jom Kippoer begint de hel voor vaders: je mag  beginnen met het bouwen van de Soeka. Voor de stumpers onder u die niet joods zijn: een soeka wordt ook wel loofhut genoemd. Voor de stumpers onder u die ook dit niet snappen: een loofhut is een soort hut. Nu we dat ook weer duidelijk hebben: die mag papa dus bouwen in de tuin, in theorie samen met de jelediem. Uiteraard regent het dan altijd en mag papa het he-le-maal alleen doen, terwijl moeder en kids lachend achter het raam nog aan de aanbijt zitten. Nadat de soeka is gebouwd is vader trots en nat, moeder opgelucht dat vader alleen maar een paar splinters in zijn handen heeft benevens één verbrijzeld middenvoetsbeentje. De kinderen liggen allang op bed en zullen ’s anderendaags trots op school vertellen dat ze een soeka hebben, dat is een soort lekke hut in de tuin zullen ze er gelijk maar bij zeggen, en verder kijkt niemand meer om naar het verregende, rottende bouwsel. Behalve de christelijke buren. Die komen snikkend (van ontroering omdat ze getuige zijn van een heusch feest van het Oude Volk dat door den Heere door de woestijn is geleid naar het Beloofde Land alwaar ze de kiem hebben gelegd voor het Rijk van de Nobelprijswinnaars) foto’s maken met hun glimmende ogen. Zucht. Het grootste festijn is uiteraard Simchat Tora! Niets leukers dan Calvinistische Nederlandse Joden te zien springen en zingen dat het toch maar een lieve lust is! Uiteraard met een Tora-rol in de armen geklemd. Verstandige mensen blijven gewoon een beetje op de achtergrond staan kijken, terwijl de tranen ze over de wangen biggelen bij het aanschouwen van dit potsierlijke schouwspel. White men can’t jump? Dutch Jews can’t dance! Maar het mot! Je hebt toch heel wat te vieren ten slotte. Het gebeurt niet elk jaar dat een Hogere Macht je trakteert op 613 verplichtingen cq ontzeggingen. Dat is natuurlijk wel een feestje waard! Ook houterigheid wordt door de Andere Dimensie gewaardeerd. Dat vermoed ik tenminste, want elk jaar opnieuw wordt de voorstelling opgevoerd. Bovenstaande geschichte is een beetje weinig spiritueel, ik geef het toe. Het kan ook anders. Met name Jom Kippoer kan echt een dag zijn om met jezelf, de wereld en -indien van toepassing- G’d in het reine te komen. Ik vind het altijd een spannende tijd. Probeer echt stil te staan bij mijn daden van het voorgaande jaar. Wie heb ik –al dan niet bewust- gekrenkt, beledigd oftewel tekórt gedaan? Wat doe je dan met die kennis? Het is een grote opgaaf om dan daadwerkelijk naar het slachtoffer te stappen en erover te praten, zelfs excuses aan te bieden. Voor mij, zijnde een flapuit, komt het best wel eens voor dat ik iemand belast met een uitspraak. Mijn tactiek: niet wachten tot de Verzoendag maar gelijk op de knieën. (Niet echt natuurlijk, dat laat ik graag aan de katholieken over). Scheelt weer een boel hoofdbrekens als Jom Kippoer nadert. Eén keer heb ik me bij iemand gemeld, gebukt onder schuldgevoel en met Jom Kippoer in het verschiet. De beste mens had geen idéé waar ik over kwam stotteren….. Joodse feesten: just do it!


Eerder gepubliceerd op http://www.joodseomroep.nl/

maandag 23 april 2007

Die beppe...

Vrouwlief was met buik en onze favoriete dochter naar de Ikea geweest. Uiteraard gevloerd na dit geweld lag ze op de bank, waar ik normaal op zit wanneer ik geen ramen was cq lap. Ik dus koken. Aan tafel vroeg ik tegen beter weten in aan de jeledjes of ze hun kamertjes hadden opgeruimd. Ik weet heus wel dat het huis er na vanmiddag een onbruikbare verdieping bij had gekregen, maar een man probeert opvoedkundig te doen, nietwaar.
Rivka, de favoriete dochter, vroeg om de aandacht af te leiden plompverloren wanneer ze weer eens naar beppe mocht. Slimme zet. Vergeten waren de tot Libanese dorpen omgetoverde kamertjes. Eh, schatje, beppe is toch overleden? probeerde ik. “Wat is overleden?” Oi, het kind is vier. ik dacht dat ik het lastig zou krijgen wanneer ze 14 zou zijn. “Overleden is een beetje dood.” faalde ik manmoedig. Daar kwam de oudste door de bocht, ook blij dat de waarheid omtrent zijn tot rokende puinhoop gereduceerde kamer nog even geheim zou blijven…. “Een béétje dood pap, dat kan nooit!” Rivka kon het helemaal aan, zeker toen daarop volgde: “als de masjiach komt wordt beppe weer levend!” Yeah, thank you very much, de Joodse Les op zondag kicks in. “Maar dan moet er eerst vrede zijn! Dan moeten alle joodse mensen vrienden zijn!” Ik hoorde mezelf mompelen dat zulks onmogelijk was en dat het gelukkig ook van de rest van de wereld afhing. Daar hoorde zoonlief wel van op. Hij had op de montessori-school nog nooit over de masjiach gehoord. “Dat is wel heel moeilijk, pap!” Ja jong, dat is heel, heel erg moeilijk. “Wat kunnen wíj daaraan doen pap?”
’s-Avonds zag ik hoe hij zijn jongste broertje hielp met het aantrekken van zijn pijama, waarna hij hem een dikke kus gaf.
Het zinnetje ‘spoedig in onze dagen” schoot me te binnen. Als het aan Ischa ligt…..


zondag 1 april 2007

Poeriem is leuk

Poeriem is gein. As simple as that. Lachen, gieren, brullen. vooral voor de mensen die me die dag meemaakten in pak em beet 5762. O, wat hadden ze een lol. Ze waren weliswaar niet Joods, maar hadden pret voor minjan. Roel ging met de misjpooche Poeriem vieren, jawel! We hadden ons echt geweldig uitgedost: mijn koningin als koningin, mijn erfprinsje als piraat en ikzelf als ene wonderschone dame. O ja. Met oorringen. Met gaatjes. Attenoye wat dee dat pijn zeg. Die gaatjes waren al 15 jaar geleden dichtgegroeid maar ik moest ze zonodig weer met mijn eigen puberale oorringetjes doorpriemen. Gloeiende oorlellen. Lekker dik en prachtig rood. Ik had de mooiste jurk aan waar een jongetje van dromen kan en was erg leuk opgemaakt. Als was ik een blinde leprapatiënt met spasmen en Korsakov die op zichzelf een sekseoperatie had toegepast. Maar goed, gein zouden we hebben. Wij met z’n drietjes (nog slechts één kind!) in de Trabant. Jawel, ik reed Trabant. Een P60 Kombi DR-16-95 uit 1963. Wat een pret! Hij wilde niet starten. gebeurde me nooit. Wat te doen? Ik denk: ik step hem aan. En ik stepte en ik dacht: nu ben ik doof. Nog nooit zo’n ontploffing gehoord. Alle ruiten in Zwolle rinkelden in hun stopverf. Ruiten zonder stopverf bogen naar binnen. Schreeuwende kinderen, blaffende honden, huilende vrouwen. Wat een knal! De uitlaat finaal doormidden, maar hij reed! Een prachtig rauw geluid blafhoestte over ons pleintje. Opeens had ik een 24 pk sportauto! Gevolg: iedereen kwam kijken. Al die karbonadekauwende buren, voor wie we toch al een curiositeit waren, stonden om mijn Trabi heen. Koningin Esther had zich inmiddels ín het dashboardkastje verstopt. Met al dat volk werd tootootje zo verlegen dat-ie spontaan afsloeg. Ja, we hadden GEIN. Heel veel GEIN. Gloeiende. Nog nooit zoveel gereformeerden zien lachen. Kijk, dat kunnen ze dus wél! Weer wat geleerd. Ik starten en starten, de straat stond blauw van de onverbrande olie. Duwen! Ik ging duwen. Heb je wel eens een auto aangeduwd? Ja? Ook met een jurk aan? Nou, ik trapte dus op mijn jurk, die scheurde van mijn bips en ik viel met mijn voorhoofd op de bumper. Daar lag ik; in een te krappe panty. met knalrode oorlellen en een deuk in mijn bumper. Het werd een onvergetelijke avond. Ik bleek de benzinekraan niet te hebben opengedraaid. Niet lang daarna zijn we verhuisd.


Eerder gepubliceerd in het NIW, 2007

donderdag 1 maart 2007

Ramen Lappen

Mijn teerbeminde is in verwachting. Heel erg in verwachting en het is mijn schuld. Als je in verwachting bent word je ontheven van sommige plichten die dan worden overgedragen op de dader. Vandaag keek ze me aan met de voor mij heel bekende blik, ik moest weer wat! Ramen lappen. Uiteraard heb ik geen idee hoe dat moet. Ik snap ook niet waarom het ramen lappen heet. D’r komt geen lap an te pas. Wel een speciale spons en een trekker. Mijn moeder noemt het dan ook ramen wassen. Op de vraag welke van deze mijn favoriete vrouwen gelijk heeft ga ik niet in. Ik wil nog wel een beetje sjabbesmenoeche bewaren. Enfin, de blik was daar en ik stroopte mijn mouwen op, ik zei maar niet dat de ramen nog steeds licht naar binnen en onze blikken naar buiten lieten, hetgeen inhield dat ze nog steeds hun taak naar behoren aan het vervullen waren, mijn plek dus binnen op de bank was en niet buiten op een wankel trapje. Na een korte introductie (geen heet water en maar 1 druppel schoonmaakspul) toog ik aan den arbeid. Uiteraard regende het licht, maar daar haalt een man als ik zijn schouders voor op. Het is nou eenmaal “tradition” - om Tewje maar eens te citeren – dat, wanneer ik eindelijk eens wat doe, dat gebeurt onder de zwaarste omstandigheden. Papier naar de papierbak met een zuidwesterstorm, jarig zijn met jom kipoer, werken bij het NIW en ga zo maar door. Dus ik de ramen wassen,ik bedoel lappen.
Ik was best trots op mezelf! Na een keer of 5 de drie ramen gelapt te hebben, vond ik het aantal strepen best acceptabel. het water was mijn mouwen ingelopen tot aan de oksel en dat deed denken aan een ketelpakker die zware balken had lopen sjouwen, of zoiets. Glimmend als een haantje (eigenlijk van de regen) liet ik mijn koningin de ramen zien. Ze wees me gelijk op de gemiste plekken. Ze heeft behalve een hele mooie ronde buik ook nog eens een scherpe blik (als ze haar bril draagt). Nadat ik vol afgrijzen de kennelijk 5 keer overgeslagen vlek zag, wees ze naar het andere raam. Ons sjatzie Rivka drukte lachend haar 4-jarige snoetje tegen de ruit, samen met haar in chocolade gedrenkte poezelige handjes. Mijn geliefde zei: “Het ging niet om de buitenkant, die was nog prima. De binnenkant van de ramen was aan de beurt.” Ik voelde een barstende hoofdpijn opzetten. Maar liever hoofdpijn dan dat ik zelf zou moeten bevallen.
Vijf minuten later was ik bezig om de chanoekiaanse kaarsresten van het raam te krabben. Eind mei zijn we uitgerekend. Ik kan haast niet wachten!


Eerder gepubliceerd in De Benjamin 2007

vrijdag 23 februari 2007

De jiddische Emme

Zoals vrijwel niemand onderhand wel zal weten, knetter ik meestentijds
op mijn motorrijwiel richting Amstelveen, Haspelslaan. Ja, uw
advertentieverkoper is niet alleen Man, hij is ook nog eens een Stoere
Man. Een paar maanden geleden haalde ik plotsklaps mijn
motorvaarbewijs, dankzij mijn innig geliefde en nog steeds kogelronde
balleboeste. Daarvóór mocht ik het nooit, aangezien er wel eens iets
zou kunnen gebeuren (chas wesholem) en ik dan haar + een aantal
bloedjes van kinderen aan de bedeling zou moeten overlaten. Nu vindt
ze dat vooruitzicht misschien minder schokkend, of ze heeft meer
vertrouwen in mijn rijvaardigheid. Het is vast het laatste.
U denkt nu: ach gosj, net zijn rijbewijs, en dat op zijn leeftijd;
Roel is peno Paus. En nog fantasieën over stoerheid ook. Vele
lachsalvo's volgen. Ik snap het wel, dat u zo denkt. Jaloezie is nu
eenmaal een van die moeilijk af te leren menselijke trekjes. Bovendien
kan ik nog geen penopaus zijn want ik ben slechts 35 jaar. Onmogelijk
dus. U ziet nu in gedachten een fiere jood, wapperende peijes en
tsiet-tsiet in de wind, een witte jas met "NIW Pomotieteam"…. En dan
van de A9 gedrukt worden door zo'n bolle Duitse toerist zeker. Dank je
de koekoek. Neen, ik ben incognito en ik rij op een MZ. Ik zal
diegenen onder u die het merk MZ niet kennen, even wereldwijs maken.
Hallo allemaal. Kunt u zich de IJzeren Mechietse nog herinneren? Ooit
mochten we de Oost-Europeesche kalletjes niet aanschouwen en daarom
had een of andere Rode Rabbijn een IJzeren mechietse opgehangen. Wat
een pech! Er reden achter dat voorhangsel otootjes rond genaamd Zil of
Trabant. Welnu, mijn eerste otootje was een Trabant! Poeriem 5761
stond blauw van de rook, de oto zat vol met mij (en andere
misjpochianen) en ik maar starten en starten. Geen garage Schnabel in
de buurt om me te vertellen dat ik het benzinekraantje op reserve had
moeten zetten. Toch nog bij sjoel Zwolle aangekomen hoor. Terug naar
mijn MZ dus, want daar gaat dit stukje over. Het is de
motorrijwiel-variant van de Trabant en hij heet in de volksmond ook
wel 'emme'. Ik rijd dus op een Jiddische emme. Hij heet emme omdat hij
maar 1 cylinder heeft, die wel wat weg heeft van een mayonaise-emmer
(ORT). De gein is, hij loopt ook op een soort 80% oliegerelateerde
benzine, namelijk mengsmering, bromfietsbenzine. Er heeft nog nooit
iemand bij me achterop gezeten.
Degene die zich als eerste meldt bij mij of bij de redactie ziet een
prachtige foto in dit heerlijke blad tegemoet. Samen met mij op de
emmer. 



Geplaatst in het NIW, 2007

vrijdag 19 januari 2007

Levensvragen

Vandaag worstelden mijn 2 oudste jeledjes met grote kwesties. Ischa (5 jaar) was zijn muts kwijt en Rivka (4 jaar) wilde niet dood. Noe, ga d’r maar aan staan als papa. De muts viel mee. Na het plengen van een Rode Zee aan zilte tranen en vergeefse speurtochten kwam ’s avonds een buurkind zowaar de muts brengen. Hij was door een antisemitische peuter onder een auto verstopt. Wie verstopt er nou de muts van mijn erfprinsje? Hij had die kinderen bijna niets aangedaan. Sneeuwpopje gesloopt of zo. Moet hij daarvoor zo gestraft worden?
Nah ja, opgelost.
De zielenroerselen van mijn kleine Ribi waren natuurlijk van een heel andere orde van grootte. Ze kwam er zelfs voor uit bed. Dat komt wel vaker voor, denkt u natuurlijk. Dat klopt, ongeveer elke avond. Dan zegt ze: ik wil je wat vragen! En dan volgt er wat onsamenhangends, enkel bedoeld om de hernieuwde gang ter bedstee zo lang mogelijk te rekken. Nu niet: “ik wil niet dood!” Kind, je bent 4 jaar en 2 maanden! Dat vond ze geen redelijk argument om de dood niet te hoeven vrezen. Ze zei unbeschrieje; “Straks ben ik 26 en ben ik dood en dat wil ik niet! Mijn arme kippie! Jij wordt 120, emmes waar! En dan ben je bij dat je eindelijk dood mag! En de reactie van mijn hoogsensitieve miss Flevoland 2020: dan ben ik de laatste en dat wil ik niet! Wat vertellen ze die kinderen tegenwoordig allemaal op school? Toen ik 4 was, vegeteerde ik nog praktisch op het niveau van een cavia, qua denkvermogen en levensvragen. Het leven was goed als er geen zand tussen mijn tenen zat en ik lekker ranja kon drinken. Met twee rietjes graag. Afijn, ik stopte mijn Assepoester weer lekker onder haar prinsessendekbed. “Ik wil niet dood”…. Nebbisj.


Geplaatst in het NIW, 2007

donderdag 23 november 2006

Matisyahu


Als een puber van 15 jaar die voor het eerst naar een popconcert van zijn grote idool gaat, zo voelde ik me toen mijn grote held, Matthew Miller alias Matisyahu, voor het eerst een concert in de Melkweg ging geven en IK 'N KAARTJE HAD. Baroech Hasjem! 
Ehm, ik ben dan wel geen 15 meer edoch reeds 35, maar het was toevallig wel mijn eerste popconcert. Maar deze totally uncoole opmerking terzijde, ofkors.
Matthew Miller is een zogenaamde Baäl Tesjoev, een teruggekeerde. Lekker streng orthodox opgevoed ging hij (hij dus wel) vanaf zijn 15e geweldig uit zijn bol en deed alles wat de Eeuwige wellicht liever niet ziet. Zijn ouders stuurden hem naar Israel om te chillen en aldaar hervond hij de tradities én het geloof (want Matthew werd een zeer religieus man) van zijn voorouders. 
Teruggekeerd naar de States is hij licht veranderd. Van overtuigde Bob Marley-fan, met joint, dreads en vrije seks is hij omgetoverd in een chassid. Maarrrr, je kunt wel de Joodse knul uit de reggae-scene verwijderen, maar de reggae krijg je overduidelijk niet uit de inmiddels schwarze knul. Het bloed bleef kruipen en inmiddels heeft Matisyahu alweer zijn vierde CD bij elkaar gezongen. Terug naar de Melkweg. Mijn beeld van de stijve chassied is aan flarden. Tsietsiet kunnen heel leuk meedansen op de maat van de muziek en ook met een zwarte hoed op kun je gekke sprongen maken. Niet alleen Matisyahu ging los. Ikzelf heb lopen springen als een mesjuggene. Vraag maar aan Anne Mathilde. Helemaal vooraan het podium kon ik de koshere kauwgum bij wijze van spreken onder de zolen van "tha master" zien zitten. We waren niet de enige LJG-ers die uit hun bol gingen. Ik zal echter de reputatie van deze chaweriem niet schaden en wijselijk mijn klep houden. Alle hits die ik ook al kende van de CD's kwamen voorbij. Het toppunt van de avond was wel dat zijn echtgenote (hun baby sliep in de coulissen) me vroeg of ik wilde meedoen aan minjan, na de dienst. Wie van de lezers heeft ooit met een pop-ster gedawwend? Nebbisj.... Ik dus wel. 



Wie meer van hem wil zien, ga naar: http://www.hasidicreggae.com/ 
Deze site is inmiddels offline.... 2006
Eerder gepubliceerd in het NIW, 2007

maandag 23 oktober 2006

Libeskind

Vrouwlief was met buik en vriendin R. Amsterdam aan het leegkopen en ik was dus thuis en overgeleverd aan de grillen, nukken en neurosen van onze drie jeledjes. Sto delatj? zou Lenin zich afvragen. Welnu, ik prop de kindjes dan meestal in de Lada en rochel richting Kunstwerk.
Het Kunstwerk heet officieel Polderland Garden of Love and Fire. Bedacht door Daniel Libeskind en het zit vol diepe gedachten. Het bestaat namelijk uit een stuk weg doorsneden met sloten en op die stukken weg staan weisichviel 67 matseiwes van aluminium. Ze zijn 3 meter hoog. Voor mijn kunstminnende kinderen ge-wel-dig.
Niet alleen voor kinderen, óók hongerige mannen treffen elkaar daar graag om een zekere tak van sport te bedrijven. Het was vandaag een teleurstellende dag voor de heren. Tenminste drie BMW’s parkeerden opgewonden naast mijn auto, constateerden dat mijn Rus niet ontvankelijk was voor Duitse avances en dropen af. Nebbisj. Toch leuk dat ik uit de verte, met achter aluminium platen verstopte kinderen, toch nog wel aantrekkelijk ben. Voor mannen dan. Laat ook maar. Onze oudste vroeg zich af wat er in het belendende weiland gaande was. Een politieke partij waar ik niet veel mee op heb was bezig de bomen te martelen met een lelijk podium en dito sprekers. Tot mijn genoegen waren er geen toeschouwers. Dat vond mijn zoon zielig. Waarom gaan we er niet heen pap? Ik wil er niet heen, ze houden nu niet bepaald van Israël. Pap, zei de tzadik; iedereen gelooft zijn eigen dingen, daarom kunnen we er best even gaan kijken. Hopla, op mijn nummer gezet. Door mijn 5-jarige liefdeskind. Ge-wel-dig hè.