zaterdag 11 december 2010

Chanoeka

Buiten valt de zure sneeuw in bakken uit de hemel. Vrolijke mensen, sleetjerijdende kinderkens, blijdschap. Zich vanwege de koude voortplantende mensen, lichtjes overal, kerstsfeer. Een gezond mens wordt er misselijk van, maar binnen heb je vijf bloedjes van kinderen die hun hardvochtige vader smekend aankijken. Tranen in de ogen, de handjes gristelijk gevouwen proberen ze je te vermurwen.
Ach toe vader, waarom gunt u ons geen kerstboom? Alle kindjes op school-klarinetles-zwemles-jeugdgevangenis hebben een kerstboom. Waarom mogen wij geen kerstboom vader? Omdat we joods zijn? Dat is racistisch! Voor je het weet wikkelen je bloedeigen kinderen je in engelenhaar en verdwijn je in de kruipruimte.

Dat de maffe goi zo nodig een stervende struik volgehangen met zijn ballen op het Ikea-kleedje wil zetten, betekent toch niet dat wij, het weldenkende, wellicht wat emotionelere, deel der natie óók een allergie-opwekkende voormalige bosbewoner vol ongedierte, doodgespoten eekhoorns en verhongerde babyvogels moeten neerpoten voor de rijkelijk gevulde boekenkast? Come on!
Daaronder dan stapels cadeautjes, de elektronica reeds defect vóór het hebberige uitpakken, waarbij men elkaars ogen uitklauwt om op die manier de begerige blikken te doven. Misselijk van de kerstwijn en de in zeehondenreuzel gebakken kerstkalkoen van de kiloknaller. Wat een pret, wat een diepgang.

Neen, dan wij. Respectvol steken we het eerste kaarsje aan, terugdenkend aan die sjloebers die in de vrieskou een half gesloopte Tempel terugvonden, nadat ze járen mijmerend aan de rivieren van Babylon hadden gekampeerd, onderwijl oude nummers van Boney M zingend. In plaats van een advocatenkantoor te stichten of een juwelierszaak te openen gingen we op zoek naar een kruikje olie, om onze religieuze plícht te vervullen. En voorwaar, de kandelaar brandde 8 hele dagen lang, zodat onze vrouwen tijd genoeg hadden om met de knoflookpers nieuwe olie te produceren, onder toezicht uiteraard van een rijke schare zwartbebaarde rabbijnen…. 
Terwijl wij –bonkige mannen met geweldige beenspieren van het over de aardbol zwerven- de overgebleven bezetters vakkundig naar hun walhalla, hemel, paradijs of knetterend vuur hielpen…. Een diep doorvoeld religieus gevoel maakt zich dan van je meester, terwijl je kijkt naar de glimmende gezichtjes van de jelediem, die je ooit kleinkinderen gaan schenken…. Ledor wador.

Acht dagen duurt ons feest, elke dag steken we een extra kaarsje aan. Als je weet dat een chanoekia 8 armen heeft (+1, de sjammasj waarmee je de kaarsen aansteekt) dan heb je dus elk jaar 44 kaarsjes nodig. Ik heb 5 kinderen met elk hun eigen, tijdens Joodse les inelkaar gefrotte “chanoekia” (8 bloempotjes op een plank) dus dan heb ik die week 5 x 44 = 220 kaarsen nodig. Plus drie keer de brandweer. Elke dag een cadeautje houdt in 5 x 8 = 40 kostbaarheden. Plus het aanvragen van mijn faillissement.

Chag chanoeka sameach!