donderdag 30 augustus 2018

De Ontmoeting

Zoals jullie weten ben ik een bescheiden persoon dat zich het liefst op de achtergrond ophoudt. Mensen merken vaak niet eens dat ik er ben en nieuwsgierigheid of achterdocht is mij vreemd. Ik ben zeg maar een soort varen in een lelijke pot.

Toen ik dan ook afgelopen nacht oranje knipperlichten waarnam vanachter de gordijnen wist ik niet hoe snel ik me in mijn badjas moest hijsen om te veinzen dat er absoluut een vuilnisbak in de keuken (we hebben er vier, Almere doet aan extremistische vormen van afvalscheiding) geleegd moest worden in één van onze kliko´s (we hebben er vier, Almere enz.) in het voortuintje.
Ik dus semi-nonchalant met ogen op steeltjes zachtjes neuriënd naar buiten met de voor een kwart gevulde vuilniszak, om daar heel verrast de auto met kennelijke pech op te merken.

Er stonden drie mannen bij met een donker uiterlijk. Ze bleven als betrapt staan en staakten hun bezigheden, wat die ook mochten inhouden. Ik dacht onwillekeurig aan de sticker die ik een tijd terug op de lantaarnpaal voor ons huis had aangetroffen, die voorbijgangers er op wees dat er in ons huis Israelieten woonden, om het zo maar even uit de drukken. Eén van de mannen maakte zich los van zijn auto en kwam met ferme stappen op me af.

Dus. Auto met knipperlichten aan. Drie mannen met Noord-Afrikaans uiterlijk. Lantaarnpaal met merkteken. Man komt op me af. Met ferme stappen. Midden in de nacht.

De man die op me af kwam gaf me een hand en stelde zich voor. Reza nog wat. Verstond er natuurlijk geen klap van. Hij vertelde me dat ze het kerkgebouwtje naast ons mochten lenen van de International Church omdat ze multimediale producten maakten voor kinderen in Iran en ik geloof ook Tadzjikistan.
Hij vertelde dat ze alle drie uit Iran kwamen en nooit meer terug konden omdat daar de regels van de Islam golden.

Ik vertelde over mijn zoro-astrische (zoek maar op mocht je een versie van Google bezitten) postbode met zijn mooie gouden hanger en hoe bijzonder ik die oude Godsdienst vond. Hij beaamde dat ook de aanhangers van dit “geloof” het niet makkelijk hadden onder de sharia. De andere twee mannen lachten naar me en staken hun hand op.

Later bedacht ik me dat hij waarschijnlijk gewoon anticipeerde op wat zijn ervaring is. Mannen die eruit zien als hij worden misschien wel steevast met wantrouwen bejegend. In het donker wellicht helemaal. Dan kun je beter de buitenwereld met open blik en uitgestoken hand tegemoet treden.

Weer een mooie doordenker voor Jom Kippoer, even een ijkpunt. Hoe bejegen ik de ander, ongeacht kleur en omstandigheid?

Een goed jaar voor ons allemaal, met broederschap en harmonie! Sjana tova 5779.


Gepubliceerd in NIW 3, 2018

vrijdag 10 augustus 2018

Hoe het echt ging in de sauna


“Dag allemaal,” zou Tineke de Nooij zeggen. Ik moet iets bekennen. Dat zou ze dan weer niet zeggen. Herinnert u zich mijn vorige column nog? Uiteraard, het ging over blote mannen in een sauna, die met elkaar in gesprek waren over het Midden-Oosten en een stukje verbinding naar elkaar toe vonden toen het over Israel ging. Welnu, ik was in dit stuk niet helemaal eerlijk. Iemand suggereerde al dat je niet met een magen david (davidsster) om in de sauna kunt zitten, omdat je dan gelijk een os gebrandmerkt wordt door het verhitte edelmetaal. Dat was het echter niet, ik draag mijn ketting altijd. Wat het wel was: Ik heb een mooi einde verzonnen aan het gesprek. Maar jong, dat geeft toch helemaal niks, zult u denken. Of misschien wel hardop zeggen als u dat beter past, of als er een steekje bij u los zit. Je hebt als columnist nou eenmaal de vrijheid om de waarheid naar je hand te zetten. Toch knaagt het. Mijn krabbels in dit “krantje” zijn altijd autobiografisch en eigenlijk ook altijd bijna helemaal wáár. Waarom dan toch deze voor mij vreemde bokkesprong?

Welnu, hierom. Ik wilde graag weer eens iets lichtvoetigs schrijven, iets vrolijks, lolligs, om te lachen - na een aantal minder gezellige stukken die ik hier publiceerde. Het lukte me niet. Het gesprek is echt gevoerd, in de sauna in Almere. Het ging echt over de zonen van de genoemde heren en inderdaad, toen Israel ter sprake kwam deed ik mijn duit in het spreekwoordelijke zakje. Er kwam alleen helemaal geen verbinding. Sterker nog, ik verliet na een aantal minuten woedend de saunaruimte. Erg jammer ja. Ik zal nu maar verklappen hoe het gesprek eindigde. Bedenk: mijn gesprekspartners waren hoogopgeleide autochtone Nederlanders van een zekere standing. Ik hoop dat ze last krijgen van ingegroeide fistels.
Het oorspronkelijke en waarheidsgetrouwe einde van mijn ontmoeting noteerde ik als volgt:

“De dikste en lelijkste man, die ene die niets had om z’n ponem mee te compenseren, nam het woord. Hij zei dat hij met Israel in het achterhoofd de arabische boosheid nog wel kon begrijpen. Ik zei dat Israel toch juist haar best doet de vrede te bewaren, dat er geen Israelische zelfmoordterroristen zijn en dat Israel an sich de enige functionerende democratie in het Midden Oosten is waar arabieren in kunnen participeren. 
Nee, zei hij, dat is allemaal afleiding. En toen kwam het: “de Jood is sluw.” Zoals een oom van mijn vrouw op dat soort momenten placht te zeggen: me bloed liep weg. Ik vroeg hem wat hij precies bedoelde of zijn uitspraak gold voor álle joden, ook voor bijvoorbeeld mijn jongste kind (dat toen anderhalf jaar was) en dat wat hij zei puur antisemitisch was. “Ik mag zeggen wat ik wil, dit is een vrij land.” Hij keek zelfvoldaan voor zich uit, stuurs ook, met de armen over elkaar. Mij aankijken dorst hij niet. 

Ik kan u verzekeren waarde lezer dat de sfeer daarna niet meer optimaal te noemen was. Het werd een discussie waarbij ik steeds bozer werd en hij steeds kalmer, ik had het vast anders moeten aanpakken. De andere aanwezige mannen hulden zich in stilzwijgen. Het gekeuvel eindigde met yours tRoelie die wegliep en de deur met een klap dichtsmeet. Helaas was het een deur met een dranger, ik blijf een schlemiel. Dus hij zwabberde trillend in zijn sponning. Daarna was de druk van de ketel, maar ontspannen zat er niet meer in.”

Einde.

Geen leuke column. Geen pakkend, hoopvol einde. Niets om te lachen, enkel iets om beschaamd op terug te kijken. “Had ik het anders moeten aanpakken?” Ja, ik had hem mijn gloeiendhete Davidsster in zijn oog kunnen drukken, maar dat is niet goed voor het zilver volgens mij. Dan blijf je poetsen en ik heb wel wat beters te doen, heb ook nog een gezin en een Trabant waar ik druk mee ben. Ik wilde dat ik enkel rooskleurig schrijven kon. Dat is echter niet het geval. Dag allemaal, sjabat sjalom.


Deze column is eerder gepubliceerd op de site van het NIW, augustus 2018.