Vrouwlief was met buik en onze favoriete dochter naar de Ikea geweest. Uiteraard gevloerd na dit geweld lag ze op de bank, waar ik normaal op zit wanneer ik geen ramen was cq lap. Ik dus koken. Aan tafel vroeg ik tegen beter weten in aan de jeledjes of ze hun kamertjes hadden opgeruimd. Ik weet heus wel dat het huis er na vanmiddag een onbruikbare verdieping bij had gekregen, maar een man probeert opvoedkundig te doen, nietwaar.
Rivka, de favoriete dochter, vroeg om de aandacht af te leiden plompverloren wanneer ze weer eens naar beppe mocht. Slimme zet. Vergeten waren de tot Libanese dorpen omgetoverde kamertjes. Eh, schatje, beppe is toch overleden? probeerde ik. “Wat is overleden?” Oi, het kind is vier. ik dacht dat ik het lastig zou krijgen wanneer ze 14 zou zijn. “Overleden is een beetje dood.” faalde ik manmoedig. Daar kwam de oudste door de bocht, ook blij dat de waarheid omtrent zijn tot rokende puinhoop gereduceerde kamer nog even geheim zou blijven…. “Een béétje dood pap, dat kan nooit!” Rivka kon het helemaal aan, zeker toen daarop volgde: “als de masjiach komt wordt beppe weer levend!” Yeah, thank you very much, de Joodse Les op zondag kicks in. “Maar dan moet er eerst vrede zijn! Dan moeten alle joodse mensen vrienden zijn!” Ik hoorde mezelf mompelen dat zulks onmogelijk was en dat het gelukkig ook van de rest van de wereld afhing. Daar hoorde zoonlief wel van op. Hij had op de montessori-school nog nooit over de masjiach gehoord. “Dat is wel heel moeilijk, pap!” Ja jong, dat is heel, heel erg moeilijk. “Wat kunnen wíj daaraan doen pap?”
’s-Avonds zag ik hoe hij zijn jongste broertje hielp met het aantrekken van zijn pijama, waarna hij hem een dikke kus gaf.