Doorgaans ga ik grappend door het leven (alhoewel ik ook wel
zwaar op de hand kan zijn) maar de laatste tijd is dat anders. Ik voel me
opgejaagd, schichtig en heb het meer dan ooit het gevoel dat de nieuwsberichten
geen ver-van-mijn-bed-show zijn. Elke dag brengt schokkende berichten.
Soennitische terroristen die christenen kruisigen, die kinderen onthoofden, die
vrouwen verhandelen als seksartikelen, die honderden krijgsgevangenen
afslachten, journalisten vermoorden, steden plunderen en de inwoners de hongerdood
injagen, en dat enzovoort, enzovoort. Ondertussen lijkt de wereld lamgeslagen.
De VS komen eindelijk in actie in het Koerdisch gebied, echt zoden aan de dijk
zet het nog niet. Nederland gooide ook wat tupperwarebakjes en slaapzakken op
de berg van de Yazidis. Ik had nog nooit van dit betreurenswaardige volk
gehoord.
Hun fanclubs zijn ook in Europa actief, we zien ze allemaal
door de straten van Frankfurt, Parijs, Berlijn, Keulen, Den Haag en Amsterdam
marcheren, met hun zwarte banieren met wit
“logo”. (Even een Godwin: weet je wie ook een zwarte vlag met een wit logo
had?) Ze schreeuwen: “Dood aan de joden!” In een voor de meesten van ons onverstaanbare
taal, maar ze roepen het wel.
Het enge aan deze mannen en vrouwen vind ik hun stelligheid.
Ze weten hoe het zit. Je hoeft ze echt niets te vertellen. Sterker nog: dat is
slecht voor de gezondheid. Zij aan zij met deze - al dan niet - religieus
geïnspireerden lopen mensen uit de progressieve partijen. Linkse mensen, die
vroeger streden voor vrouwen- en homorechten en die nu hand in hand lopen met
mensen die vrouwen een andere plek toekennen dan mannen (to put it mildly) en
bij wie voor homo’s geen plek is in deze wereld. Dat maakt het nog spannender
vind ik. Alle begrip voor hun gevoelens van solidariteit met de kinderen van
Gaza, maar is dat voldoende om je te liëren aan groeperingen die lijnrecht
tegen je eigen democratische beginselen ingaan? Israël besloot deze maand de
huwelijken van homoseksuelen die naar Israël emigreren te erkennen. Dit is onbestaanbaar
in de landen om Israël heen. Toch is Israël altijd de bad guy bij het
weldenkende deel der natie en zijn veel intellectuele progressievelingen
solidair met hen die van Israël af willen.
Het valt me op dat er een grote groep onverschilligen is.
Mensen die narrig worden als ze wéér iets horen over het drama in het Midden
Oosten. Op Facebook komen ze vaak genoeg voorbij: “Hek erom en het ze lekker
laten uitvechten.”, “Gewoon Israel ontwapenen en het lost zich vanzelf wel op.”
“Je post alleen maar nare berichten, ik volg je niet meer.” Geen enkele intentie om zich er in te verdiepen, want daar krijgen ze een ongemakkelijk gevoel van. Ze willen niet terugkijken naar het ontstaan van Israël of naar de reden dat er nog maar 40.000 joden in Nederland over zijn. Interesseert ze helemaal niks. Voor hun is het wél een ver-van-hun-bed-show en dat moet vooral zo blijven. Liever zien ze cupcake-foto’s en alfabet boerende puppy’s.
“Je post alleen maar nare berichten, ik volg je niet meer.” Geen enkele intentie om zich er in te verdiepen, want daar krijgen ze een ongemakkelijk gevoel van. Ze willen niet terugkijken naar het ontstaan van Israël of naar de reden dat er nog maar 40.000 joden in Nederland over zijn. Interesseert ze helemaal niks. Voor hun is het wél een ver-van-hun-bed-show en dat moet vooral zo blijven. Liever zien ze cupcake-foto’s en alfabet boerende puppy’s.
Wat mij vooral bezighoudt is dat dit niet over gaat. De
oorlog in Israël heeft het uiten van reeds aanwezige gevoelens alleen maar
gelegitimeerd. Die haat was er al en wachtte op een uitlaatklep. Als er straks
met G’ds hulp weer een soort vrede of wapenstilstand is zullen de uitbarstingen
misschien wegebben, maar de haat zal blijven. Wat kunnen we doen? Dit blijft.
Ook de duidelijke keuzes die sommige politieke partijen maken, de weg die sommige
intelligente mensen gaan (“Isis is een zionistisch complot!”) bevreemden me en
maken dat ik me unheimisch voel.
Op vrijdagmiddag haal ik vaak de jongste twee van school. Ik
kijk dan naar mijn kindjes, eentje in het stoeltje, de ander op zijn brakke
fietsje naast me en voel een steen in mijn maag. Wat te doen? Moeten we hier
wel blijven in Nederland? Pfffff….. spanning in mijn geest en in mijn lijf.
Thuis zakt het wel weer, maar het blijft aanwezig. Dan kijk ik maar weer naar
onze vijf vrolijke aapjes, de jongsten hebben niet in de gaten dat er een
vijandige wereld is, de wat ouderen beseffen het soms. Ik maak me gewoon
ontzettend veel zorgen. Gelukkig hebben we een overheid die over ons waakt.
Toch?
Geschreven in opdracht van de Joodse Omroep, aug. 2014