zondag 23 september 2007

Joodse Feestdagen


De feestdagen, altijd pret in joods Nederland
In goed Nederlands noemen we ze natuurlijk de Jontefdagen, de dagen van Rosj Hasjana tot Simchat Tora. Het is voor gezinnen met kinderen dit jaar een hele heisa geweest, omdat veel van deze dagen gewoon op door-de-weekse dagen vielen. Doe je niks an, gewoon vrij vragen voor je kids en –hup- naar sjoel. Daar begint de pret pas echt. De diensten duren vaak lang. Hou dan je versuikerde kindjes maar eens rustig! Denk dat je ze lekker onder controle hebt, begint er altijd wel een of andere gefrustreerde kinderhater ssst te roepen of vraagt je vriendelijk op te zouten met je kroost. Le dor wador is aan hen niet besteed, ze zien het liefst een toekomst voor zich met weinig sjoels, ook nog eens half gevuld met enkel grijze krullen. Jammer hoor. Rosj Hasjana is natuurlijk super: ronde challes met honing, appeltjes met honing en (bij ons thuis) heerlijke borsjt. Dan krijgen we Jom Kippoer, hét moment voor contemplatie met een lege maag. Tandenpoetsen is ook verboden volgens de Tora, dus het zoenen laten we maar even achterwege. Gelijk ná Jom Kippoer begint de hel voor vaders: je mag  beginnen met het bouwen van de Soeka. Voor de stumpers onder u die niet joods zijn: een soeka wordt ook wel loofhut genoemd. Voor de stumpers onder u die ook dit niet snappen: een loofhut is een soort hut. Nu we dat ook weer duidelijk hebben: die mag papa dus bouwen in de tuin, in theorie samen met de jelediem. Uiteraard regent het dan altijd en mag papa het he-le-maal alleen doen, terwijl moeder en kids lachend achter het raam nog aan de aanbijt zitten. Nadat de soeka is gebouwd is vader trots en nat, moeder opgelucht dat vader alleen maar een paar splinters in zijn handen heeft benevens één verbrijzeld middenvoetsbeentje. De kinderen liggen allang op bed en zullen ’s anderendaags trots op school vertellen dat ze een soeka hebben, dat is een soort lekke hut in de tuin zullen ze er gelijk maar bij zeggen, en verder kijkt niemand meer om naar het verregende, rottende bouwsel. Behalve de christelijke buren. Die komen snikkend (van ontroering omdat ze getuige zijn van een heusch feest van het Oude Volk dat door den Heere door de woestijn is geleid naar het Beloofde Land alwaar ze de kiem hebben gelegd voor het Rijk van de Nobelprijswinnaars) foto’s maken met hun glimmende ogen. Zucht. Het grootste festijn is uiteraard Simchat Tora! Niets leukers dan Calvinistische Nederlandse Joden te zien springen en zingen dat het toch maar een lieve lust is! Uiteraard met een Tora-rol in de armen geklemd. Verstandige mensen blijven gewoon een beetje op de achtergrond staan kijken, terwijl de tranen ze over de wangen biggelen bij het aanschouwen van dit potsierlijke schouwspel. White men can’t jump? Dutch Jews can’t dance! Maar het mot! Je hebt toch heel wat te vieren ten slotte. Het gebeurt niet elk jaar dat een Hogere Macht je trakteert op 613 verplichtingen cq ontzeggingen. Dat is natuurlijk wel een feestje waard! Ook houterigheid wordt door de Andere Dimensie gewaardeerd. Dat vermoed ik tenminste, want elk jaar opnieuw wordt de voorstelling opgevoerd. Bovenstaande geschichte is een beetje weinig spiritueel, ik geef het toe. Het kan ook anders. Met name Jom Kippoer kan echt een dag zijn om met jezelf, de wereld en -indien van toepassing- G’d in het reine te komen. Ik vind het altijd een spannende tijd. Probeer echt stil te staan bij mijn daden van het voorgaande jaar. Wie heb ik –al dan niet bewust- gekrenkt, beledigd oftewel tekórt gedaan? Wat doe je dan met die kennis? Het is een grote opgaaf om dan daadwerkelijk naar het slachtoffer te stappen en erover te praten, zelfs excuses aan te bieden. Voor mij, zijnde een flapuit, komt het best wel eens voor dat ik iemand belast met een uitspraak. Mijn tactiek: niet wachten tot de Verzoendag maar gelijk op de knieën. (Niet echt natuurlijk, dat laat ik graag aan de katholieken over). Scheelt weer een boel hoofdbrekens als Jom Kippoer nadert. Eén keer heb ik me bij iemand gemeld, gebukt onder schuldgevoel en met Jom Kippoer in het verschiet. De beste mens had geen idéé waar ik over kwam stotteren….. Joodse feesten: just do it!


Eerder gepubliceerd op http://www.joodseomroep.nl/

maandag 23 april 2007

Die beppe...

Vrouwlief was met buik en onze favoriete dochter naar de Ikea geweest. Uiteraard gevloerd na dit geweld lag ze op de bank, waar ik normaal op zit wanneer ik geen ramen was cq lap. Ik dus koken. Aan tafel vroeg ik tegen beter weten in aan de jeledjes of ze hun kamertjes hadden opgeruimd. Ik weet heus wel dat het huis er na vanmiddag een onbruikbare verdieping bij had gekregen, maar een man probeert opvoedkundig te doen, nietwaar.
Rivka, de favoriete dochter, vroeg om de aandacht af te leiden plompverloren wanneer ze weer eens naar beppe mocht. Slimme zet. Vergeten waren de tot Libanese dorpen omgetoverde kamertjes. Eh, schatje, beppe is toch overleden? probeerde ik. “Wat is overleden?” Oi, het kind is vier. ik dacht dat ik het lastig zou krijgen wanneer ze 14 zou zijn. “Overleden is een beetje dood.” faalde ik manmoedig. Daar kwam de oudste door de bocht, ook blij dat de waarheid omtrent zijn tot rokende puinhoop gereduceerde kamer nog even geheim zou blijven…. “Een béétje dood pap, dat kan nooit!” Rivka kon het helemaal aan, zeker toen daarop volgde: “als de masjiach komt wordt beppe weer levend!” Yeah, thank you very much, de Joodse Les op zondag kicks in. “Maar dan moet er eerst vrede zijn! Dan moeten alle joodse mensen vrienden zijn!” Ik hoorde mezelf mompelen dat zulks onmogelijk was en dat het gelukkig ook van de rest van de wereld afhing. Daar hoorde zoonlief wel van op. Hij had op de montessori-school nog nooit over de masjiach gehoord. “Dat is wel heel moeilijk, pap!” Ja jong, dat is heel, heel erg moeilijk. “Wat kunnen wíj daaraan doen pap?”
’s-Avonds zag ik hoe hij zijn jongste broertje hielp met het aantrekken van zijn pijama, waarna hij hem een dikke kus gaf.
Het zinnetje ‘spoedig in onze dagen” schoot me te binnen. Als het aan Ischa ligt…..


zondag 1 april 2007

Poeriem is leuk

Poeriem is gein. As simple as that. Lachen, gieren, brullen. vooral voor de mensen die me die dag meemaakten in pak em beet 5762. O, wat hadden ze een lol. Ze waren weliswaar niet Joods, maar hadden pret voor minjan. Roel ging met de misjpooche Poeriem vieren, jawel! We hadden ons echt geweldig uitgedost: mijn koningin als koningin, mijn erfprinsje als piraat en ikzelf als ene wonderschone dame. O ja. Met oorringen. Met gaatjes. Attenoye wat dee dat pijn zeg. Die gaatjes waren al 15 jaar geleden dichtgegroeid maar ik moest ze zonodig weer met mijn eigen puberale oorringetjes doorpriemen. Gloeiende oorlellen. Lekker dik en prachtig rood. Ik had de mooiste jurk aan waar een jongetje van dromen kan en was erg leuk opgemaakt. Als was ik een blinde leprapatiënt met spasmen en Korsakov die op zichzelf een sekseoperatie had toegepast. Maar goed, gein zouden we hebben. Wij met z’n drietjes (nog slechts één kind!) in de Trabant. Jawel, ik reed Trabant. Een P60 Kombi DR-16-95 uit 1963. Wat een pret! Hij wilde niet starten. gebeurde me nooit. Wat te doen? Ik denk: ik step hem aan. En ik stepte en ik dacht: nu ben ik doof. Nog nooit zo’n ontploffing gehoord. Alle ruiten in Zwolle rinkelden in hun stopverf. Ruiten zonder stopverf bogen naar binnen. Schreeuwende kinderen, blaffende honden, huilende vrouwen. Wat een knal! De uitlaat finaal doormidden, maar hij reed! Een prachtig rauw geluid blafhoestte over ons pleintje. Opeens had ik een 24 pk sportauto! Gevolg: iedereen kwam kijken. Al die karbonadekauwende buren, voor wie we toch al een curiositeit waren, stonden om mijn Trabi heen. Koningin Esther had zich inmiddels ín het dashboardkastje verstopt. Met al dat volk werd tootootje zo verlegen dat-ie spontaan afsloeg. Ja, we hadden GEIN. Heel veel GEIN. Gloeiende. Nog nooit zoveel gereformeerden zien lachen. Kijk, dat kunnen ze dus wél! Weer wat geleerd. Ik starten en starten, de straat stond blauw van de onverbrande olie. Duwen! Ik ging duwen. Heb je wel eens een auto aangeduwd? Ja? Ook met een jurk aan? Nou, ik trapte dus op mijn jurk, die scheurde van mijn bips en ik viel met mijn voorhoofd op de bumper. Daar lag ik; in een te krappe panty. met knalrode oorlellen en een deuk in mijn bumper. Het werd een onvergetelijke avond. Ik bleek de benzinekraan niet te hebben opengedraaid. Niet lang daarna zijn we verhuisd.


Eerder gepubliceerd in het NIW, 2007

donderdag 1 maart 2007

Ramen Lappen

Mijn teerbeminde is in verwachting. Heel erg in verwachting en het is mijn schuld. Als je in verwachting bent word je ontheven van sommige plichten die dan worden overgedragen op de dader. Vandaag keek ze me aan met de voor mij heel bekende blik, ik moest weer wat! Ramen lappen. Uiteraard heb ik geen idee hoe dat moet. Ik snap ook niet waarom het ramen lappen heet. D’r komt geen lap an te pas. Wel een speciale spons en een trekker. Mijn moeder noemt het dan ook ramen wassen. Op de vraag welke van deze mijn favoriete vrouwen gelijk heeft ga ik niet in. Ik wil nog wel een beetje sjabbesmenoeche bewaren. Enfin, de blik was daar en ik stroopte mijn mouwen op, ik zei maar niet dat de ramen nog steeds licht naar binnen en onze blikken naar buiten lieten, hetgeen inhield dat ze nog steeds hun taak naar behoren aan het vervullen waren, mijn plek dus binnen op de bank was en niet buiten op een wankel trapje. Na een korte introductie (geen heet water en maar 1 druppel schoonmaakspul) toog ik aan den arbeid. Uiteraard regende het licht, maar daar haalt een man als ik zijn schouders voor op. Het is nou eenmaal “tradition” - om Tewje maar eens te citeren – dat, wanneer ik eindelijk eens wat doe, dat gebeurt onder de zwaarste omstandigheden. Papier naar de papierbak met een zuidwesterstorm, jarig zijn met jom kipoer, werken bij het NIW en ga zo maar door. Dus ik de ramen wassen,ik bedoel lappen.
Ik was best trots op mezelf! Na een keer of 5 de drie ramen gelapt te hebben, vond ik het aantal strepen best acceptabel. het water was mijn mouwen ingelopen tot aan de oksel en dat deed denken aan een ketelpakker die zware balken had lopen sjouwen, of zoiets. Glimmend als een haantje (eigenlijk van de regen) liet ik mijn koningin de ramen zien. Ze wees me gelijk op de gemiste plekken. Ze heeft behalve een hele mooie ronde buik ook nog eens een scherpe blik (als ze haar bril draagt). Nadat ik vol afgrijzen de kennelijk 5 keer overgeslagen vlek zag, wees ze naar het andere raam. Ons sjatzie Rivka drukte lachend haar 4-jarige snoetje tegen de ruit, samen met haar in chocolade gedrenkte poezelige handjes. Mijn geliefde zei: “Het ging niet om de buitenkant, die was nog prima. De binnenkant van de ramen was aan de beurt.” Ik voelde een barstende hoofdpijn opzetten. Maar liever hoofdpijn dan dat ik zelf zou moeten bevallen.
Vijf minuten later was ik bezig om de chanoekiaanse kaarsresten van het raam te krabben. Eind mei zijn we uitgerekend. Ik kan haast niet wachten!


Eerder gepubliceerd in De Benjamin 2007

vrijdag 23 februari 2007

De jiddische Emme

Zoals vrijwel niemand onderhand wel zal weten, knetter ik meestentijds
op mijn motorrijwiel richting Amstelveen, Haspelslaan. Ja, uw
advertentieverkoper is niet alleen Man, hij is ook nog eens een Stoere
Man. Een paar maanden geleden haalde ik plotsklaps mijn
motorvaarbewijs, dankzij mijn innig geliefde en nog steeds kogelronde
balleboeste. Daarvóór mocht ik het nooit, aangezien er wel eens iets
zou kunnen gebeuren (chas wesholem) en ik dan haar + een aantal
bloedjes van kinderen aan de bedeling zou moeten overlaten. Nu vindt
ze dat vooruitzicht misschien minder schokkend, of ze heeft meer
vertrouwen in mijn rijvaardigheid. Het is vast het laatste.
U denkt nu: ach gosj, net zijn rijbewijs, en dat op zijn leeftijd;
Roel is peno Paus. En nog fantasieën over stoerheid ook. Vele
lachsalvo's volgen. Ik snap het wel, dat u zo denkt. Jaloezie is nu
eenmaal een van die moeilijk af te leren menselijke trekjes. Bovendien
kan ik nog geen penopaus zijn want ik ben slechts 35 jaar. Onmogelijk
dus. U ziet nu in gedachten een fiere jood, wapperende peijes en
tsiet-tsiet in de wind, een witte jas met "NIW Pomotieteam"…. En dan
van de A9 gedrukt worden door zo'n bolle Duitse toerist zeker. Dank je
de koekoek. Neen, ik ben incognito en ik rij op een MZ. Ik zal
diegenen onder u die het merk MZ niet kennen, even wereldwijs maken.
Hallo allemaal. Kunt u zich de IJzeren Mechietse nog herinneren? Ooit
mochten we de Oost-Europeesche kalletjes niet aanschouwen en daarom
had een of andere Rode Rabbijn een IJzeren mechietse opgehangen. Wat
een pech! Er reden achter dat voorhangsel otootjes rond genaamd Zil of
Trabant. Welnu, mijn eerste otootje was een Trabant! Poeriem 5761
stond blauw van de rook, de oto zat vol met mij (en andere
misjpochianen) en ik maar starten en starten. Geen garage Schnabel in
de buurt om me te vertellen dat ik het benzinekraantje op reserve had
moeten zetten. Toch nog bij sjoel Zwolle aangekomen hoor. Terug naar
mijn MZ dus, want daar gaat dit stukje over. Het is de
motorrijwiel-variant van de Trabant en hij heet in de volksmond ook
wel 'emme'. Ik rijd dus op een Jiddische emme. Hij heet emme omdat hij
maar 1 cylinder heeft, die wel wat weg heeft van een mayonaise-emmer
(ORT). De gein is, hij loopt ook op een soort 80% oliegerelateerde
benzine, namelijk mengsmering, bromfietsbenzine. Er heeft nog nooit
iemand bij me achterop gezeten.
Degene die zich als eerste meldt bij mij of bij de redactie ziet een
prachtige foto in dit heerlijke blad tegemoet. Samen met mij op de
emmer. 



Geplaatst in het NIW, 2007

vrijdag 19 januari 2007

Levensvragen

Vandaag worstelden mijn 2 oudste jeledjes met grote kwesties. Ischa (5 jaar) was zijn muts kwijt en Rivka (4 jaar) wilde niet dood. Noe, ga d’r maar aan staan als papa. De muts viel mee. Na het plengen van een Rode Zee aan zilte tranen en vergeefse speurtochten kwam ’s avonds een buurkind zowaar de muts brengen. Hij was door een antisemitische peuter onder een auto verstopt. Wie verstopt er nou de muts van mijn erfprinsje? Hij had die kinderen bijna niets aangedaan. Sneeuwpopje gesloopt of zo. Moet hij daarvoor zo gestraft worden?
Nah ja, opgelost.
De zielenroerselen van mijn kleine Ribi waren natuurlijk van een heel andere orde van grootte. Ze kwam er zelfs voor uit bed. Dat komt wel vaker voor, denkt u natuurlijk. Dat klopt, ongeveer elke avond. Dan zegt ze: ik wil je wat vragen! En dan volgt er wat onsamenhangends, enkel bedoeld om de hernieuwde gang ter bedstee zo lang mogelijk te rekken. Nu niet: “ik wil niet dood!” Kind, je bent 4 jaar en 2 maanden! Dat vond ze geen redelijk argument om de dood niet te hoeven vrezen. Ze zei unbeschrieje; “Straks ben ik 26 en ben ik dood en dat wil ik niet! Mijn arme kippie! Jij wordt 120, emmes waar! En dan ben je bij dat je eindelijk dood mag! En de reactie van mijn hoogsensitieve miss Flevoland 2020: dan ben ik de laatste en dat wil ik niet! Wat vertellen ze die kinderen tegenwoordig allemaal op school? Toen ik 4 was, vegeteerde ik nog praktisch op het niveau van een cavia, qua denkvermogen en levensvragen. Het leven was goed als er geen zand tussen mijn tenen zat en ik lekker ranja kon drinken. Met twee rietjes graag. Afijn, ik stopte mijn Assepoester weer lekker onder haar prinsessendekbed. “Ik wil niet dood”…. Nebbisj.


Geplaatst in het NIW, 2007