zondag 26 april 2020

Ken Uzelve

Nog nooit vond ik het zo lastig om een column te tikken. We zitten met elkaar alweer een dikke maand min of meer opgesloten in ons huus, flabbergasted een beetje naar buiten te staren. In mijn geval houdt het in dat ik met vrouw en zes kindjes in een rijtjeshuis in het polderieke Almere zit gepropt. Een goede reden om gestoord te worden, als ik dat al niet was. Jullie pakken natuurlijk nu gelijk de popcorn want - oh boy - wat zal dat smullen worden! Acht mensen als varkentjes in een ligboxenstal, dat vraagt natuurlijk om slaande ruzies, handgemenen en stampvoetende pubers. Helaas, helaas, het is hier pais (om maar even de achternaam van een geliefde ex-collega aan te halen) en vree. Geen stof om over te schrijven. Ik heb de afgelopen weken thuis gewerkt en het spannendste dat ik beleefde was het bestellen van stofzuigerzakken. Mijn vrouw geeft onze tienjarige dochter les. Gezellig samen in de bedstee, het brengt je nader tot elkander, maar wat een klus elke dag!
Het is natuurlijk allemaal ellendig. We moeten afscheid nemen van veel van onze geliefde ouderen, vreselijk. Sommigen hebben de verschrikkingen overleefd en worden nu slachtoffer van de mondiale griep, heel verdrietig en ingrijpend. Onze economie stort in. We worden op onszelf teruggeworpen. Nu is dat laatste niet verkeerd. Ik denk dat we allemaal wel in de spiegel kijken op dit moment, een periode van “ken uzelve” en contemplatie. Nou ja, misschien denkt u nu wel dat ik maar wat in de ruimte leuter en heeft u zelf nergens last van, maar ik sta toch echt wel even stil. En dan komen er ook nog ontzagwekkende dagen aan. Als u dit leest hebben we Koninginnedag (jaja, ik weet het, ik ben oud…) alweer achter de rug. Dit jaar heette het “Woningsdag.” Hoe komen ze erop. Ik rol echt van de bank, wat niet zo moeilijk is aangezien ik net als Paul Damen minstens 5 kilo ben aangekomen. Echt superlollig bedacht! Haha, we zitten allemaal in onze woning immers! Wat een gekkigheid. Tenzij je dakloos bent, dan is er geen Woningsdag voor jou. Behalve dan voor die zwervende mejuffrouw in Rotterdam die weigerde anderhalve meter afstand in acht te nemen. Die gaat drie weken de bak in. Dus voor haar is het wél een beetje Woningsdag. Ontroerend! Wellicht miste u het jolige zwaaien met een plastic oranje vaantje, de al dan niet muzikale kindjes of de kleedjes vol met omgekiepte zolders. Zelf heb ik niet zoveel met deze dag. Een feest ter ere van een koning past niet zo in mijn beleving van de 21ste eeuw. Het zal u gek in de oren klinken maar ik vind eigenlijk dat Het Volk haar leiders zou moeten mogen kiezen. Ja, ik weet het, maller dan ik kom je ze zelden tegen. Maar goed, ik behoor tot een kleine minderheid en ik hoop dat u er doorgaans wél van geniet. In elk geval ging deze dag dit jaar aan onze volgens sommigen bijzondere neuzen voorbij.
Voor ons ligt nog de 75ste dodenherdenking. Niet met elkaar naar de bekende plaatsen, niet samen rouwen en gedenken, maar thuis in de beslotenheid van het gezin. Misschien zelfs helemaal alleen. Menigeen nog met herinneringen aan dierbaren, gewend dit door te maken met kinderen, kleinkinderen of met een partner. We mogen dankbaar zijn dat er instellingen zijn als Beth Shalom en het Mr. Visserhuis, waar onze dierbare ouderen in deze dagen worden bijgestaan en begrepen. Juist in deze verwarrende tijd die doordesemd is van dood. Voor hen die deze dag alleen, verstoken van contact, noodgedwongen alleen moeten doorbrengen is het een hard gelag. Over vijf mei hoef ik geen woorden vuil te maken, dat volksfeest kunnen we wel een jaartje overslaan. Blijft staan dat dit een bizarre tijd is, waarbij ik merk dat we het niet verleerd zijn: naar elkaar omkijken. We beseffen dat we dit samen doormaken en we kómen er ook samen door. Hou elkaar vast lieve mensen. Op gepaste afstand.
Gepubliceerd in NIW 21, 2020

zondag 5 april 2020

Corona Matzes

Wanneer u dit over een paar weken leest is het hopelijk alweer achter de rug: de corona-crisis. Ik vrees echter dat dat niet het geval zal zijn. Vrijdag de dertiende barstte het pas echt los en we zullen met elkaar die dag niet snel vergeten. Vechtende vrouwen in de Jumbo, stuntelig geprinte biljetten in de Albert Heijn met het verzoek om - alstublieft - het personeel niet aan te vallen. Mensen met drie overvolle karretjes die gehaast, hopelijk omdat ze zich schamen, een kassa opzoeken. Lege schappen. Boze verpleegkundigen die vertellen dat ze geen eten meer kunnen kopen na het draaien van een dubbele dienst in het overvolle ziekenhuis. De beschaving loopt op haar einde, zo lijkt het. Niet om me op de borst te kloppen: ik heb niet gehamsterd. Ik geef het toe, ik werd er knap zenuwachtig van, van die graaiende medeburgers die hun auto’s, achterbank neergeklapt, volladen. Sta je dan met je tas, je kleuter in zijn buggy en in je achterhoofd je zes thuiswonende kinderen. Gelukkig heb ik maar één echtgenote. We hebben thuis een voorraadkast waar standaard al van alles in zit. Wat precies, dat weet ik eigenlijk niet, want wanorde is mijn middelste naam zoals de Amerikanen zeggen. De Amerikanen, die net hun luchtruim hebben gesloten voor die vieze hoestende Europeanen. Dankzij Triomferende Trump zullen de Verenigde Staten gevrijwaard blijven van deze pandemie. Not. Dit gebeurt ons allemaal, globaal. We kunnen niets anders doen dan ons best om de verspreiding in te perken, terwijl we weten dat het weinig soelaas zal bieden. Onze economie, waar we allen als slaven in een tredmolen onderdeel van uitmaken, verkruimelt. Beurzen storten in, bedrijven gaan te gronde. Het is gaande terwijl ik dit op mijn Remington zit te typen. Konden we maar vertrekken, ergens opnieuw beginnen, alles achter ons laten. Letterlijk je schepen achter je verbranden, je Trabant volladen met de net gehamsterde rollen toiletpapier, aardappelen, pasta en blikken bonen. Gaan! In een colonne, met hoopvolle blik, eerst harde tijden tegemoet, een soort woestijn zeg maar, en dan aankomen in het Beloofde Land. De oplettende lezer die zijn klassiekers kent voelt het ezelsbruggetje al aankomen: het is bijna pesach. Het Joodse volk hield de economie van Egypte draaiend, was slaaf in dat systeem maar kon op een mooie dag, minder mooi voor de Egyptenaren, haastig z’n boeltje pakken en vertrekken. Geen blikken soep, gedroogde ham al helemaal niet, ook geen pasta of trays met bier. Matzes! Matzes namen we mee voor de lange reis. Soms is het goed om te gaan. Of om radicaal het roer om te gooien. Dat is iets waar me met elkaar goed over na kunnen en moeten denken nu. Straks beginnen we weer bij nul, met elkaar. Wat willen we? Vechtend door de gangpaden van de Jumbo rollen om de laatste kattenbrokken? De schappen leegtrekken zodat er voor een ander niks meer is? Of echte beschaving omarmen en eerlijk delen, oog hebben voor de zwakkere. Saamhorigheid. Ook het Joodse volk rolde graaiend door de Sinai. Ze wisten: er is genoeg, de Eeuwige zal er in voorzien, genoeg voor iedereen. Toch werd het manna stiekem gehamsterd. Het bedierf al snel en was niet meer te eten. Het is beter dat we vertrouwen.
Om nog even in de sfeer te blijven een wiets, een mop: Moos heeft net gehoord dat Bram met zijn hele misjpooche, met zijn hele gezin, in quarantaine moet. Hij gaat naar de rabbijn en vraagt hem om advies. “Och rebbe, was er maar een remedie tegen deze vreselijke griep, die arme Bram kan niet eens naar sjoel komen. Weet u geen middel?’ De rabbijn glimlacht en strijkt over zijn baard. “Tuurlijk heb ik de oplossing beste Moos. Matzes!” Moos staat versteld. “Is dat de oplossing, rabbijn? Matzes eten? Wordt iedereen dáár beter van?” De rabbijn fronst en zegt: “Ben je mesjogge? Natuurlijk niet, maar je schuift het zo gemakkelijk onder de deur door!”
Ik wens u allen gezondheid en een kosjere pesach!