zondag 9 november 2014

Mijn Trabant

Sinds vorige week heb ik eindelijk weer een Trabant. Mijn eerste auto was een Trabant, mijn vierde ook, maar ja,  je kent het, kinderen, ruimte, praktisch denken, het hield op. Een handiger auto, waar de kinderen eventueel een crash in zouden overleven deed haar intrede en dat was het dan. Dat werd dus een Lada. Jammer.
Nu heb ik dus weer een Trabant. En dat deze week 25 jaar na de val van de Berlijnse Muur. Rokend en pruttelend schud ik door Almere, hoofdschuddend en hoestend nagestaard door de geschokte dorpelingen. Wat bezielt me? Ik ben gewoon zelf een Trabant. Ben gelukkig al lang geleden gestopt met roken, maar ook ik stotter wel eens door het leven, sta soms zonder benzine en heb af en toe extra smering nodig om soepel te blijven. Uiteraard, daar wachten jullie natuurlijk op, staat de Trabant ook symbool voor herwonnen vrijheid en het einde aan slavernij. Eigenlijk zouden we pesach moeten vieren op de hoedenplank. Moshe, die had ook een Trabant toen hij de Muren slechtte om het getto van Egypte. Waar de slaven der DDR eerst via Praag naar hun beloofde land trokken, zo ging Moshe door de rode zee en de woestijn.
Laat ik maar dicht bij mezelf blijven. De inwoners van de DDR, waar ik in 1987 te gast was, hadden bijna allemaal een Trabant. Je past er nauwelijks met zijn tweeën in, maar zij gingen met hele gezinnen geschoenlepeld naar binnen en reden dan 1.200 kilometer naar de Zwarte Zee. Als ik er in zit, in mijn pruttelpot uit 1965, dan ruik ik de historie. Of de olie. Ik stel me voor dat ik met mijn gezin, vijf kinderen, één echtgenote, gespannen onderweg ben naar de Muur. Günther Schabowski heeft zojuist verklaard dat de grenzen “ogenblikkelijk en zonder voorbehoud” open gaan. Ik kan me dit niet eens voorstellen want de vijf kinderen op het een meter brede achterbankje zouden elkaar dusdanig in de haren vliegen dat Trabbistein om zou kiepen in een bruinkoolmijn en we nooit maar dan ook nooit heelhuids door de muur zouden komen. Of ik zou er tegenaan rijden. Zoiets. Gezien het hoge gehalte aan nebbisjkeit zou de ontwerper wel Joods mogen zijn. Hij heette Jitschak Ölbenz. Of neen, Werner Lang. Niet Joods, maar wel iemand die in Italië tegen de fascisten vocht. Een kosjere auto dus. Moet ook wel als iedereen je tRabbi noemt. Rabbijn Steinman uit Frankfurt was de 'Rabbi im Trabi'.
Vandaag is het negen november, de dag waarop de geschiedenis van Europa dramatisch veranderde. Van twee Duitslanden, een verdeeld land, wat ik eigenlijk wel een goed idee vond, werd Duitsland weer één land. Zowel de mensen in het westen als die in oosten waren een paar maanden erg blij. Daarna werd het gewoon en klaagden ze steen en been over elkaar. Het grootste minpunt van de eenwording was natuurlijk het faillissement van de Trabantfabriek in Zwickau.
Verder wens ik de Duitsers het allerbeste, zolang de rest van de wereld er geen last van heeft.


gepubliceerd op 11 november 2014 op Jonet.nl

maandag 25 augustus 2014

Een vaderhart

Doorgaans ga ik grappend door het leven (alhoewel ik ook wel zwaar op de hand kan zijn) maar de laatste tijd is dat anders. Ik voel me opgejaagd, schichtig en heb het meer dan ooit het gevoel dat de nieuwsberichten geen ver-van-mijn-bed-show zijn. Elke dag brengt schokkende berichten. Soennitische terroristen die christenen kruisigen, die kinderen onthoofden, die vrouwen verhandelen als seksartikelen, die honderden krijgsgevangenen afslachten, journalisten vermoorden, steden plunderen en de inwoners de hongerdood injagen, en dat enzovoort, enzovoort. Ondertussen lijkt de wereld lamgeslagen. De VS komen eindelijk in actie in het Koerdisch gebied, echt zoden aan de dijk zet het nog niet. Nederland gooide ook wat tupperwarebakjes en slaapzakken op de berg van de Yazidis. Ik had nog nooit van dit betreurenswaardige volk gehoord.
Hun fanclubs zijn ook in Europa actief, we zien ze allemaal door de straten van Frankfurt, Parijs, Berlijn, Keulen, Den Haag en Amsterdam marcheren, met hun zwarte banieren met wit  “logo”. (Even een Godwin: weet je wie ook een zwarte vlag met een wit logo had?) Ze schreeuwen: “Dood aan de joden!” In een voor de meesten van ons onverstaanbare taal, maar ze roepen het wel.
Het enge aan deze mannen en vrouwen vind ik hun stelligheid. Ze weten hoe het zit. Je hoeft ze echt niets te vertellen. Sterker nog: dat is slecht voor de gezondheid. Zij aan zij met deze - al dan niet - religieus geïnspireerden lopen mensen uit de progressieve partijen. Linkse mensen, die vroeger streden voor vrouwen- en homorechten en die nu hand in hand lopen met mensen die vrouwen een andere plek toekennen dan mannen (to put it mildly) en bij wie voor homo’s geen plek is in deze wereld. Dat maakt het nog spannender vind ik. Alle begrip voor hun gevoelens van solidariteit met de kinderen van Gaza, maar is dat voldoende om je te liëren aan groeperingen die lijnrecht tegen je eigen democratische beginselen ingaan? Israël besloot deze maand de huwelijken van homoseksuelen die naar Israël emigreren te erkennen. Dit is onbestaanbaar in de landen om Israël heen. Toch is Israël altijd de bad guy bij het weldenkende deel der natie en zijn veel intellectuele progressievelingen solidair met hen die van Israël af willen.
Het valt me op dat er een grote groep onverschilligen is. Mensen die narrig worden als ze wéér iets horen over het drama in het Midden Oosten. Op Facebook komen ze vaak genoeg voorbij: “Hek erom en het ze lekker laten uitvechten.”, “Gewoon Israel ontwapenen en het lost zich vanzelf wel op.”
 “Je post alleen maar nare berichten, ik volg je niet meer.” Geen enkele intentie om zich er in te verdiepen, want daar krijgen ze een ongemakkelijk gevoel van. Ze willen niet terugkijken naar het ontstaan van Israël of naar de reden dat er nog maar 40.000 joden in Nederland over zijn. Interesseert ze helemaal niks. Voor hun is het wél een ver-van-hun-bed-show en dat moet vooral zo blijven. Liever zien ze cupcake-foto’s en alfabet boerende puppy’s.
Wat mij vooral bezighoudt is dat dit niet over gaat. De oorlog in Israël heeft het uiten van reeds aanwezige gevoelens alleen maar gelegitimeerd. Die haat was er al en wachtte op een uitlaatklep. Als er straks met G’ds hulp weer een soort vrede of wapenstilstand is zullen de uitbarstingen misschien wegebben, maar de haat zal blijven. Wat kunnen we doen? Dit blijft. Ook de duidelijke keuzes die sommige politieke partijen maken, de weg die sommige intelligente mensen gaan (“Isis is een zionistisch complot!”) bevreemden me en maken dat ik me unheimisch voel.

Op vrijdagmiddag haal ik vaak de jongste twee van school. Ik kijk dan naar mijn kindjes, eentje in het stoeltje, de ander op zijn brakke fietsje naast me en voel een steen in mijn maag. Wat te doen? Moeten we hier wel blijven in Nederland? Pfffff….. spanning in mijn geest en in mijn lijf. Thuis zakt het wel weer, maar het blijft aanwezig. Dan kijk ik maar weer naar onze vijf vrolijke aapjes, de jongsten hebben niet in de gaten dat er een vijandige wereld is, de wat ouderen beseffen het soms. Ik maak me gewoon ontzettend veel zorgen. Gelukkig hebben we een overheid die over ons waakt. Toch?



Geschreven in opdracht van de Joodse Omroep, aug. 2014

donderdag 10 juli 2014

Operatie Heel Roel

Zoals jullie allemaal weten, het gaat niet uit je hoofd sinds ik die foto’s op Facebook plaatste, ben ik vier jaar geleden door een heuse dokter gesteriliseerd in mijn scrotum. (zie ook http://jisroel.blogspot.nl/2010/10/onklaar.html).

Klaarrrr! Zul je denken, Roel is steriel, de wereld haalt opgelucht adem, misschien gaat-ie ook nog wel mee op die missie naar Mars, dat zou helemaal fantastisch zijn.
Helaas, helaas, helaas…. Heb ik even slecht nieuws voor jullie. Bij zo’n 2-5% van de mannen, meestal degenen met het hoogste IQ en het grootste geslacht, blijft er complicaties nadat de slager met mesje nummer 17 de slagaders des levens heeft doorklieft. Je blijft er last van houden, je snapt er geen bal van maar het is –plat gezegd- vrij klote. Maar Roel, vertel! Wat schortte eraan knul?? Ho ho ho, nu niet opeens allemaal belangstelling veinzen omdat het toevallig gaat om mijn intieme instrumentarium, mijn jongens, mijn slagwerk, mijn gelderse kookworst.
Omdat jullie zo aandringen en me schijnbaar niet met rust kunnen laten (“mag ik een gipsafdruk Roel???” tssk tssk tssk) zal ik jullie inlichten aangaande deze precaire situatie. Reeds. Ik voelde continu mijn nootjes in de knikkerzak, geen pijn, geen jeuk (hou op), maar gewoon een bewustzijn dat er “iets” zat bij mijn nabestaandenfabriek en dat was reuze IRRITANT. Er dringt zich een vergelijking aan me op die helaas niemand kan verifiëren: alsof je maandverband niet goed zit. GEK werd ik ervan. Bij het lopen, bij het zitten, bij het gaan en bij het staan. Enkel gedurende de intieme situaties in den echtelijke sponde had ik er géén last van. Het idee om mijn vrouw of wellicht willekeurige voorbijgangsters continu bloot te stellen aan mijn Amsterdammertje kon me ook niet bekoren, mensen gaan dan over je praten alsof je mal bent en dat is natuurlijk niet zo. Bovendien weet ik ook niet of ik mijn vrouw lang genoeg vastgebonden zou kunnen houden. Dus. Aangezien ik niet de ganse dag in kennelijke staat kan verkeren moest er wat aan gebeuren.

In mijn grenzeloze wijsheid besloten wij dan ook de hele bliksemse doorgeknipte zooi weer te herstellen alsof er nooit wat gebeurd was. Ik dus naar de uroloog. Nu is praktisch elke uroloog joods dus dat was erg gezellig. Ken je die en die eikel? “Ja, dat is mijn zwager.” O. HAHAHAHA. Slik en nu terzake. Dat was snel voor elkaar want zo’n hersteloperatie, in vaktermentaaljargon “vaso vaso” genaamd, is een leuke klus van zo’n anderhalf uur onder volledige narcose waar elke uroloog letterlijk zijn vingers bij aflikt.

Ik dus opgelucht naar huis. Alles zou reg komen. Fluitje (haha) van een cent (rijksdaalder). En lekker onder narcose. Voor het eerst. Dus ik zal wel doodgaan dan hè, zo gaat dat. Okee, de dag der dagen brak aan ik wandelde vrolijk het hospitaal binnen en voor ik het wist lag ik naakt met een groen shirt (verkeerdom!) aan in een bedje. Gedrogeerd met oxazepam en met een spuit in het buikvet. Heerlijk was dat. Een grote Surinaamse mevrouw – Surinaams accent- , ‘het is een heel gepiel hoor, zo’n operasie’, reed me naar een zaal met allemaal andere stumpers en daarna naar een andere zaal met veel mondkapjes en groene lapjes, alwaar ze zei: – Surinaams accent- “Ik ga je zuurstof geven hoor..” hetgeen een grove leugen was want halverwege het Sjema (joodse geloofsbelijdenis) was ik al weg.

Daarna was ik weer wakker. Hier komt een psychisch aspect om de hoek kijken, dus als dat te ingewikkeld is mag je het overslaan. Ik werd huilend (bizar! Ik huil nooit omdat ik een man ben! Kwam door de narcose denk?!) wakker terwijl ik de overige nog half slaperige sloebers trakteerde op een melodramatisch gezongen ”Ik ben weer heel, ik ben weer héél!!!!” Vervolgens vroeg ik de dienstdoende zuster (verpleegkundige, sorry) of ik haar hánd mocht vasthouden. Hier las ik even een pauze in zodat jullie je tranen van het uitlachen kunt drogen. Dit verhaal is namelijk ongelogen.

Men reed mij – met toc en 3000 meter verband om den muis – terug naar mijn kamertje alwaar mijn teerbeminde op mij wachtte. Na enkele uren jammeren mocht ik naar huis, ik heb alleen geen idee meer hoe ik daar gekomen ben, misschien heeft Jorritsma me wel gebracht. Thuis aangekomen werd ik vol afgrijzen door de zoons aangekeken en de dochters vonden het wel grappig geloof ik.

Na twee dagen mocht ik mijn kermende knaapje bevrijden van toc en verband en stond ik oog in oog met het meest afgrijselijke dat ik ooit mocht aanschouwen. Ooit waren het blozende rimpelkussentjes, nu had ik twee paarse kalebassen die op een zomerse groenteshow ongetwijfeld de prijs voor grootste en hardste exemplaren hadden gewonnen als ik ze daar op een schotel, beter een schaal, had gedeponeerd. Het paarse landschap werd doorvlochten door vrolijke zwarte draden die alle kanten opstaken. En het voelde alsof er een satanische mannenhaatster van 176 kilo met grote boerenklompen op aan het springen was. PIJN.
De dames die het lezen wellicht hebben volgehouden en tot deze zin zijn aanbeland verzuchten nu: “Ja, maar alle mannen zijn ontzettende jankers en aanstellers en kleinzerige zeikerige rotpeuters! Wij doen bevallingen en scheuren dan in en uit van navel tot bilnaad! En geven geen krimp behalve een oprechte glimlach omdat we een weliswaar lelijk maar toch lief kind mochten ontvangen!”

Daar hebben jullie een punt, o hennarood geverfde bozige types, mannen staan er om bekend dat ze bij het minste of geringste gaan kermen als halfdoodgeknuppelde walvispuppies, wijs naar een voetballer en hij ligt al stervend op de grond. I know. Ik ben dus niet zo. Ooit had ik een broodmes in mijn vlees, gelukkig kwam die niet door het bot, met een fontein aan slagaderlijke bloedingen tot gevolg. (De jongste telg had het mes vast en ik nam het manmoedig van haar over, waarbij ze haar handje met daarin nog het dodelijke wapen fluks terugtrok, zodoende de tanden van het mes in mijn vlees dringende.) Ik verloor in een mum van tijd 8 liter bloed maar bleef kaarsrecht staan en sprak tot mijn echtgenote:  “Help, help, ik ga dood”.  Of nee, ik zei: “Komaan vrouwmens, draal niet en breng mij dalijk naar het hospitaal.” Enfin.

Wat ik zeggen wilde is het volgende: de zwellingen werden erger en erger, paarse skippyballen in de pantalon, ik kon alleen nog heul, heul wijdbeens zitten met een groen hoofd. Dus de poli gebeld. Drie keer. Daar werken alleen vrouwen. Ze hoonden alles weg. Uiteindelijk mocht ik de dag waarop de uroloog op vakantie ging komen. Dat was een vrijdag! De dag waarop altijd sterilisaties plaatsvinden. De wachtkamer zat vol met zenuwachtige mannen en boosaardig genietende vrouwen. En daar kwam ik binnen. Een groene, strompelende, wijdbeense schaduw van een man, die zich moest vasthouden aan de muur. Alle mannen renden gillend weg, ware het niet dat hun vrouwen hen met enkelbanden aan de in de grond verankerde tafelpoten hadden geketend. Zonder gekheid: mijn deernis werd in hen gekopieerd. Dat was leuk! De uroloog keek me diep in de eh… ogen. Ik zong “Jantje zag eens pruimen hangen o als eieren zo groot…” De uroloog zei: “Ja.” Hij lachte geeneens. Wel noemde hij me een pechvogel. Dat was leuk om te horen. Ik kreeg antibiotica mee en pijnstillers die eigenlijk op de lijst van Verdovende Middelen thuishoren.

Ik strompelde weer weg aan de arm van de vrouw met wie ik nooit meer een intieme relatie zou gaan hebben, door de wachtkamer alwaar de resterende heren flauwvielen. Ik liep langs de balie waar de Surinaamse mevrouw me vroeg: “Had je nou écht wat?” Ik stamelde “Ja”, ze zei: - Surinaams accent – “Zie je wel, zei ik toch.” 

Nu heb ik nog één struisvogelei en één kippenei. Komt goed.


vrijdag 21 februari 2014

Geknipt

Vandaag was ik weer gezellig bij mijn Koerdische kapper. Dat is altijd erg prettig, want we vergelijken dan altijd Koran en Tora-verhalen en hebben het uiteraard ook over het Midden Oosten waarbij we dan de prestaties roemen van respectievelijk Israel en Koerdistan. Ooit sprak hij vaak lacherig over de vrome types die in onze buurt wonen, hij had het niet op die scherpslijpers, maar sinds ze zich bij hem laten knippen hangt tóch de islamitische geloofsbelijdenis boven de deur en knipt zijn vrouw alleen nog kinderen en vrouwen. Pragmatisch zakendoen! Ik begrijp het wel, zaken zijn zaken. Enfin, ook vandaag was het leuk. Eerst hadden we het over de zoons van Ibrahim/Abraham/Awraham. Volgens hem waren dat Isjmaïl en Davoud. Ik dacht eerder aan Jitschak, en na een tijdje zei hij ook dat het inderdaad Isjak was. Dit soort gesprekjes voerden we altijd lachend, allebei overduidelijk niet vroom. Hij begreep sowieso die vrome types niet. Halal dit en Haram dat. We waren het erover eens dat als je niet in aanraking wil komen met zaken die haram of treife zijn, dat je het hier dan wel heel erg zwaar moet hebben. Zelfs het weer is hier haram. Daarna werd het serieuzer. Van de week was een Almeerse jihad-strijder in het nieuws geweest, ene Khalid, die op de foto was gezet terwijl hij een pas van zijn romp gescheiden hoofd omhoog hield. Een vrouwelijke klant was in zijn winkel boos geworden en had gevraagd waarom “jullie niet naar school gaan in plaats van jezelf op te blazen”. Dus mijn kapper vroeg mij bezorgd of de terrorist in kwestie inderdaad een Koerd was! Terwijl hij met mijn dunner wordende haardos in de weer ging mocht ik op mijn telefoontje aan de google. Dat viel nog niet mee. Een piekerende kapper knipt vast met gemak per ongeluk je doorlopende wenkbrauw af. Ook heb ik steeds meer moeite de lettertjes op het schermpje van mijn HTC te lezen aangezien dat ding steeds ouder wordt. Mijn kapper vertelde ondertussen dat het eigenlijk nooit voorkwam dat een Koerd een aanslag pleegde omdat zij  liever hun land opbouwden in plaats van een zekere ideologie of hun vlees over de aarde te verspreiden. Ik vroeg hem of Khalid überhaupt een Koerdische naam was. Arabisch vond hij. Maar Koerdisch kon ook. Enfin, om een lang verhaal kort te maken: de misdadige betweter in kwestie kwam uit Irak. Dan kon hij dus nog steeds een Koerd zijn, want dat nebbisje gebied is verspreid over Irak, Iran, Syrië en Turkije. Uiteindelijk trokken we samen de conclusie: de man was géén Koerd.
Dat was wel een hele opluchting. Bleef de vraag waarom de vrouw uitgerekend hém er op had aangesproken. Hadden we meer gemeen dan onze verschuivende haargrens.


zondag 16 februari 2014

De vaders

De vaders van Talmoed Tora. Elke zondag, als hun joodse kroost les krijgt in geschiedenis, ivriet, nou ja, alles wat met jiddisjkait te maken heeft en soms ook niet, zitten de niet-joodse vaders te wachten in de hippe lounge-ruimte van de LJG Amsterdam. Geduldige vaders. Ze moeten het enkele uren volhouden he. De een leest een boek, de ander leert Russisch, vaak zitten ze ook gewoon gezellig te ouwehoeren. Ooit besloten ze, of misschien wás er geen keus, om hun kinderen in de traditie van de joodse moeders op te laten groeien. Hun eigen achtergrond wordt min of meer genegeerd, of het nu gaat om buitenissigheden als de waals-gereformeerde kerk, hugenoten, Vrij- of Oud-Katholicisme, wat dan ook…. De keus is gemaakt, hun kinderen zijn joods en dát zullen ze weten. Ze gaan mee naar sjoel, de geduldige vaders, ze maken de joodse groei mee van hun kroost tot aan de bar of bat mitswa maar zullen altijd relatieve buitenstaanders blijven. Ze vinden het niet erg. Soms zullen ze wat melancholisch terugdenken aan hun eigen opgroeien, hun eerste communie, de belijdenis, hun doop wellicht… Dingen waar hun joodse kids geen weet van hebben. Misschien zullen die er ooit naar vragen en dan zal de geduldige vader het geduldig uitleggen. De aandacht zal snel verslappen. Niet de wereld van de joodse kinderen, geen Bne Akiwa of Haboniem, maar Catechisatie, geen Netzer maar Geref. Herv. Jongelingsvereniging. Al de herinneringen en de soms ook eeuwenlange tradities worden opzij gezet voor de joodse opvoeding. Dat is niet niks, daar verdienen de vaders respect voor. Maar niemand staat er bij stil en dat is óók goed. Zij hebben er vrede mee en zijn er trots op. Ze zullen nooit helemaal deel uitmaken van de wereld van hun kinderen, geen talliet om hun gezin heenslaan met jom kippoer, geen beracha zeggen over de wijn op sjabbes…Maar ze gaan méé in alles wat er gebeurt, ze leren méé en zijn er trots op dat ze ‘ledor wador’ helpen bewerkstelligen. Daar doen ze een stapje voor opzij gedurende hun hele leven. Ik vind ze tof, deze vaders.



Geschreven voor Christenen voor Israël http://christenenvoorisrael.nl/2015/02/de-vaders/

zaterdag 15 februari 2014

De vaat

Mijn vrouw houdt van bio. Biologisch, biotex, bioindustrie, als het maar bio is. Dat kost een man een godsvermogen, al die rechtsdraaiende fietsbanden, bij maanlicht door ongestelde maannimfen geplukte zeeanemonewortelpuntjes, in een middeleeuwse grot gebakken ranonkelstruikkoekjes, rodondenderondrankdrek, onbespoten snorkelkontjes, en cetera en zo verder zo voort. Het biogebeuren strekt zich verder uit dan levensmiddelen alleen. Ook het huishouden moet eraan geloven. Zeep, met de mond geboetseerd door tandeloze 90-jarige peniskokers uit Toekatoekaland, op 30 graden gewassen tweedehands toiletpapier bestaande uit nog levende sponzen afkomstig uit het Babylonische reuzelmeer, haargel gemaakt van gemalen gefermenteerde mars-aubergines en zo verder, cetera usw.
Vandaag waren de nog door mij gekochte vaatwasblokjes op. Die kwamen uit een enorme grote kartonnen ton bij de Praxis en waren lekker goedkoop, lekker veel en hartstikke goed want de gaten vielen al in je huid als je er alleen maar naar wees. Welnu, die waren OPPERDEPOP. Het enige in huis aanwezige alternatief bestond uit ecover blokjes van waarschijnlijk een rijksdaalder per stuk, ooit om 12 uur des nachts met volle maan door mijn vrouw geoogst in een macriobiotisch biotopisch geweldloos communicerend aanrechtkastje gepaard gaand met het geklepper van een zwanger cimbaal.
Niets aan te doen. Ik deed het blokje als altijd huiverig in het daarvoor bestemde vakje en sloot den deur des afwasapparaats. Op een krukje ging ik erbij zitten en legde mijn hand tegen de knop van de vaatwasser om hem, zoals in de gebruiksaanwijzing van de bioblokjes stond, te bedanken voor het werk dat hij zo onbaatzuchtig verrichte voor mij en mijn gelukzalige gezin. Een uur lang. In vijf talen want anders was ik chauvinistisch.
Na dat uurtje bedankjes prevelen was de vaatgodin klaar en ik opende haar grote klep en constateerde dat de vaat NIET SCHOON was.

Toen ik bij zinnen kwam riep ik mijn vrouw, die uiteraard niet kwam. Toen ik het haar vriendelijk vroeg kwam ze gelijk kijken. Ik vond het fantastisch. Die dure troep van haar, bestaande uit gemalen schelpen en bioresonantiestralen DEED het dus NIET. Triomf, triomf, TRIOMF der ouderwetschen mannelijken MAN!! Ze keek me aan. Ze wees. Ik had het plasticje niet van het blokje gehaald. Hoofdschuddend slaakte ze een zucht en ging verder met breien. Hysterisch gillend ging ik met mijn hoofd tegen de vloer van de keuken bonken.


zondag 26 januari 2014

Een bijzondere dag

Vandaag was de dag van de Auschwitzherdenking in het Wertheimpark. Ik herinner me vorig jaar nog: ijzige kou, regen, kinderen van Talmoed Tora die een grafkrans in de handen gedrukt kregen om neer te leggen namens de Oud-Katholieke Vrouwenvereniging van Zwollerkerspel e.o. Dit jaar was ik er niet bij. Ik zette de twee oudste jeledjes af bij de Stopera, zij namen de honneurs waar. Een leerzame middag kregen ze ook, samen met de leeftijdsgenootjes van de NIHS. LJG- en NIHS-jeugd samen, een fantastisch toekomstgericht initiatief!

Ik moest echter terug naar sjoel, waar de overige drie kindjes joodse les hadden zoals altijd op zondag. Aangezien de Auschwitzherdenking tot 16 uur zou duren besloten we na de lessen de tijd de doden in het Joods Historisch Museum. Leuk voor de jongste drie, challe bakken in het kindermuseum. Wij daar dus heen, ik mocht rijden, mijn grootste hobby in Amsterdam.

Via een taxi-standplaats kwam ik warempel in de parkeergarage waar na 12 keer in- en uitsteken de Dacia geparkeerd was, zo ongeveer in een vak. Fijn! 70 cent per 10 minuten. Ze hebben bij de gemeente Amsterdam echt een hékel aan mensen. De verkeerde lift genomen omdat ik zo zeker wist dat dat de goeie was en uiteindelijk in het museum beland.

Knaapje vond het fantastisch. Leuk om al die dingen van thuis te herkennen, maar het aller-allerleukst was natuurlijk wel het feit dat hij overal op knopjes kon drukken, overal hoofdtelefoons, filmpjes (sommige sloeg ik maar even over) en rolstoeltrapliften. Uitermate fascinerend! Omhoog, omlaag, openklappen, hij wilde het allemaal weten. Is natuurlijk ook leuker dan het zoveelste verhaal over pesach of chanoeka. Ook was hij onder de indruk van een oud filmpje waar je mensen zag die midden in de nacht wakker werden omdat er “onraad” was en die zich dan gingen verstoppen via een heel klein deurtje achter een kast! Hoe het met die mensen is afgelopen vertel ik hem later wel.

Enfin, het was een fijne en goede dag ondanks de zweem van triestheid rondom de herdenking, ik zet een blij berichtje op facebook en we togen naar de Snoge om de oudste zoon en dochter op te halen die óók al zo’n bijzondere dag hadden gehad. Terug naar de auto, weeksalaris in de parkeermeter en hupsakee weer naar de polder. En toen zag ik de reactie van een vage kennis van vroeger op mijn vrolijke facebookposting. Ik zou mijn kinderen indoctrineren en leren dat ze Palestijnen moeten haten. Ook had ik ze vast nog nooit een moskee laten zien van binnen.

We hebben onze fijne zondag er niet door laten versjteren. Geen centje pijn om de vage kennis uit mijn vriendenlijst te schrappen. De kleinste kindjes hadden zelfgevlochten brood gebakken en op de sjofar geblazen, de oudste kinderen hadden de doden herdacht en nieuwe vrienden gemaakt. Dát was onze dag.

zaterdag 25 januari 2014

Fascinerend.

Ik ben natuurlijk ook maar een eenvoudige sloeber met een motorfietsje. Geen Harley Davidson Extra Long Short Penis Compensating Electra Super Glowing in the dark Mark XXVII van 60000 euro, maar een VEB Motorradwerk Zschopau Einzylinder-Telegabel-Zentralkastenrahmen 301 van 600 gulden. Geeft niks, hij kan niet harder dan 130 en dat is genoeg, anders val ik er toch maar af.
Enfin, als je motor rijdt ‘heb’ je iets met andere motorrijders. Een beetje zoals wanneer je opeens iemand ontmoet die Polak heet of die ook niet langer is dan een Amsterdammertje, je kent het wel. Zolang ik dan niet vertel dat ik op een tweetakt-brommer van 23 pk rijd is dat gevoel meestal wederzijds. Reeds.
Ik deed donderdagavond boodschappen in de plaatselijke supermarkt en zag daar drie hele grote kerels met leren benen en ruwborstelige kinnen huzarensalade kopen en pils, heel veel pils. Aangezien men doorgaans de AH niet betreedt per gemotoriseerde tweewieler hadden dit natuurlijk ook hardrockers of daklozen met een psychiatrische achtergrond kunnen zijn, echter, ik gokte erop dat dit net als ik heuse MOTORRIJDERS waren. Mijn aan helderziendheid grenzende voorgevoel werd ondersteund door het feit dat ze alle drie achterop hun lederen frak in grote letters de woorden Motorclub Almere hadden staan. Dus! Motorrijders! Net als ik!
Nu ben ik sociaal gezien nogal een kluizenaar. U zult mij nooit in een kroeg aantreffen, omringd door kornuiten, gezamenlijk het glas heffend op vorstin en vaderland. Dat zou ook wel raar zijn aangezien we geen vorstin maar een koning hebben tegenwoordig. Wel neem ik me vaak voor mijn sociale isolement te doorbreken door me bijvoorbeeld aan te melden bij een duivenmelkersverbond of lokale plantkundige volkstuinvereniging. Maar ik heb een schurftige hekel aan die vliegende stadsratten en ik zou mijn onkruidplantsoentje het liefst asfalteren met asbest, dus daar kómt het maar niet van. Motorrijden echter, dat is iets dat wellicht leuk is om te delen met andere knapen! Dus iets voor mij, zo'n club?
Vanachter mijn met gezinsvoedsel gevulde winkelwagentje sloeg ik het drietal nauwlettend gade. Misschien was er een minimum lengte ingesteld voor potentiële nieuwelingen. Of een minimum cilinderinhoud der motorfiets. Dan zou ik met 1.79 meter en 291 cc onder hoon en bekogeld met bierviltjes en roestige zijkleppen alras weder de kickstarter van mijn MZ ETZ 301 moeten bedienen. (Neen, ik heb geen startmotor, ik trap gewoon zoals het hoort elke keer mijn enkel aan piezels.) Aannames Roel, aannames! Daar heb je het regelmatig met je vrouw over gehad! Nooit meer doen! Dus sloot ik aan in de rij dezer reuzen, geurend naar motorolie en ledervet, bij kassa drie.
Net voordat ik ze ging aanspreken viel mijn oog, het deed gelukkig niet fysiek pijn, op één van de vele badges die de grootste van de drie op zijn jas had laten naaien door zijn moeder. Het was een zwarte ruitvorm met daarin de runentekens SS. Van de linker-S was het onderste pootje verwijderd, al dan niet tijdens een schermutseling met een rivaliserende motorclub. Maar, ontegenzeggelijk, dit was gewoon, doodgewoon, een kraagspiegel van de fijne jongens van de SS. U weet wel, die rabbijnen ophingen aan de synagogen van de Oekraïne, om maar een klein voorbeeld te noemen. Is natuurlijk superlang geleden. Weet niemand meer.
Mijn eerste gedachte was om maar gewoon naar de gezinsauto te lopen met mijn gezinskarretje vol gezinsvoedsel om terug te rijden naar mijn gezin. Goh, net motorrijders gezien met SS op hun jas. Niks van gezegd natuurlijk want je weet maar nooit wat er dan kan gebeuren. Want je weet maar nooit? Want je? Watje! Ik draaide pardoes mijn winkelwagentje, terug de Appie in, waar de drie boomlange zwartlederen ariërs bezig waren de Gall & Gall te ontdoen van hun gehele voorraad uiteraard blond gerstenat.
Mag ik jou iets vragen? (Wij motorrijders tutoyeren elkaar altijd.)  Waarom draag jij een SS-kraagspiegel op je deksels stoere vetlederen motorjack, Jack? Hij keek me aan alsof ik een leeg bierflesje was, dat ook nog gevuld was met sigarettenpeuken. En dat hij daar achter kwam toen hij een slok wilde nemen. Zoiets. Is heel geen SS-ding, is een logo van een Amerikaanse motorclub. Ik zeg, dat zal wel, maar het is OOK een SS-kraagspiegel, besef je dat wel? Niks van, er miste toch zeker een pootje aan de linker-S die dus geen S was?? Dat zie ik zei ik, maar het lijkt er nog steeds HEEL ERG op! Als ik iemand een dreun voor zijn hasses geef valt die anders ook HEEL ERG hard op de grond, luidde zijn antwoord.
Ah, okee. Nou, dank voor de info. ‘k Word toch maar niet lid.

Geschreven op verzoek van de Joodse Omroep http://www.joodseomroep.nl/fascinerend/