Vorige maand had ik al - heel doorzichtig - een stuk gecomponeerd over de club waar ik lid van ben. Ik vermeed het beestje bij de naam te noemen, maar voor degenen onder u met het IQ van een knolraap doe ik dat nu wel: ik ben vrijmetselaar. Voor mij was het een grote stap om te worden ingewijd maar ik heb er nog steeds geen spijt van. Zoals u weet is de vrijmetselarij omgeven door een waas van geheimzinnigheid. We wijden onze leden in tot leerling-vrijmetselaar en daarover zeggen we het liefst zo weinig mogelijk, om de verrassing voor toekomstige broeders niet te verpesten. Vroeger was dat de geheimhouding al geen sinecure, getuige de diverse verradersgeschriften die werden uitgegeven in de 18e eeuw. Teleurgestelde of kwaadwillende mannen verlieten hun loge en schreven nauwgezet op wat er zich daar afspeelde, teneinde de vrijmetselarij in een kwaad daglicht te stellen. De grap is dat we dankzij hun opruiende boekjes nu wel min of meer een beeld hebben hoe het eraan toe ging in loges van die periode. Onze huidige ritualen zijn zelfs deels op hun overlevering gebaseerd. Dus veel dank aan deze Judassen! Tegenwoordig zijn er - zoals binnen elke organisatie waar mensen samenkomen - nog steeds mannen die afhaken. En die zullen ook wel het nodige verklappen aan hun omgeving, Beetje overbodig: we leven in de 21e eeuw en alles, werkelijk alles, is online te vinden. Zelf heb ik bewust niets opgezocht voorafgaand aan mijn inwijding. Ik zag wel filmpjes op YouTube, maar dan alleen via officiële kanalen, zoals van onze overkoepelende organisatie die de volgende mooie naam draagt: Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden. Dus ik had geen idee wat me te wachten stond bij mijn inwijding, wist alleen dat ik geblinddoekt zou worden want dat zie je op al die antieke schilderijen. Een broeder haalde me thuis op, mijn vrouw kreeg een bos bloemen omdat ze me zomaar uit handen gaf aan een voor haar onbekende groep mannen en zo gingen we op weg naar de tempel, of werkplaats, zoals de ruimte genoemd wordt waar de rituelen worden uitgevoerd. Het bijzondere is dat je na je inwijding bent opgenomen in een wereldwijde groep van zo’n zes miljoen mannen, die je allemaal je broeder mag noemen. Dat die broederschap diep gaat en ook echt wereldwijd geldt hoorde ik al snel van diverse mede-vrijmetselaren. De één had wel eens autopech gehad in Frankrijk en zocht in de buurt de dichtstbijzijnde loge op en werd in no time geholpen en kon met z’n gezin bij wildvreemde mensen (die dus helemaal niet wildvreemd zijn) mee-eten. Een ander verdwaalde in een grote Amerikaanse stad, zag tot zijn vreugde het bekende logo van passer en winkelhaak aan een pand, klopte aan, en verdere uitleg is niet nodig: alles kwam goed. Uiteraard is dit niet uniek. Ook leden van kerkgenootschappen weten elkaar around the globe te vinden en zullen elkaar in de nood bijstaan. Alleen kan ik me voorstellen dat je binnen een kerk wat meer gelijkgestemde mensen vindt, waar “bij ons” geen gemeenschappelijke religieuze noemer is aan te wijzen. Behalve dan dat we elkaar erkennen als broeder is iedereen verschillend. Het mag geen enkele rol spelen en daarom dragen we ook ons “uniform”; het rokkostuum. Engelse schoolknaapjes zijn we. Zo kun je alleen als je een kleermaker bent zien wie een duur kostuum en wie een Gako-pak draagt. Zo was de tuinman van president Theodore Roosevelt voorzitter van de loge waar de president als “gewone” vrijmetselaar - zoals we dat noemen - in de kolommen zat. Rangen en standen, religies en opvattingen, ze vormen geen struikelblok. De vrijmetselaar zoekt wat verbindt en niet wat scheidt. In deze omgeving werk je met elkaar aan het verbeteren van je persoonlijkheid, in jargon: je hakt aan je ruwe steen om de zuivere kubiek die er al in zit tevoorschijn te halen. Wanneer je zelf beter mens bent kun je dat naar buiten toe uitdragen. Een blauwdruk voor de wereldvrede.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten