We zitten midden in de zomerperiode. Een zestal weken waarin alles een tandje minder snel gaat, er weinig gebeurt en we elk jaar weer de verwachting hebben ons vermoeide lijf en ons afgepeigerde brein weer op te laden om in september weer vol goede moed en fris van geest weer mee te dansen in het gedruis van de wereld. Uiteraard blijkt dit elke keer weer ijdele hoop en zijn we na een “gewone” week alweer helemaal opperdepop. Misschien moeten we allemaal maar lid worden van een Joodse jongerenorganisatie. Die weten tenminste hoe je mensen tot leven kunt wekken. Ik kan het weten: een van mijn talrijke kinderen is sinds een paar weken voorzitter van zo’n club, benoemd tijdens het zomermachanee. Een zomermachanee klinkt als een zonnige variant op hachee, maar de enige overeenkomst met dit gerecht is de diverse mix die je aantreft. Een mix van uiteenlopende soorten kind van joodse snit. Die stop je dan een week in een soort herberg in één of ander dorp waar de lokale chinees al iets bijzonders is, laat staan zo’n hele roedel deels randstedelijke (maar afkomstig uit het hele land) al dan niet bekeppelde pubers.
De gedachte: allemaal heel verschillende tieners die zich een week met elkaar moeten vermaken doet zelfs mij, toch de trotse bezitter van een hele tros nabestaanden, sidderen van afgrijzen. En zo’n week organiseren ze ook nog eens zelf. De madrichiem (leiders m/v/x) bestaan óók uit jongeren, zo tussen de 18 en 22 jaar. Iets ouder dan de deelnemers, de chanichiem, die tussen de 12 en 17 zijn. Die draaien dus met elkaar een heel programma in elkaar, voor een goed gevulde week en het werkt. Er worden vriendschappen gesloten, netwerken voor de eeuwigheid opgebouwd. Kinderen komen buiten hun bubbel en ontmoeten andere joodse jongeren die soms een heel ander leven leiden dan zij. Zo zijn er ouders die in een dure Mercedes rijden, soms zelfs met een afstandsbediening om de portieren te vergrendelen - dit bestaat echt - maar er zijn ook achennebisje kindjes met een vader die in een Trabant rijdt. Die kinderen trekken dus een week samen op, koken samen, dansen samen (je valt van je poef, ook de jongens doen mee), doen enge spookspelletjes met zaklampen, ondernemen pe’oela-activiteiten om te leren over joods leven, ze organiseerden zelf een sjoeldienst en ga zo maar door. Het werkte. Eén van mijn kinderen vertelde dat ze het bensjen (dankgebed na de maaltijd) eigenlijk het allerleukst vond. Dat snap ik, het gaat gepaard met vrolijke zang, een mix van traditionele liederen gelardeerd met eigen humoristische inbreng en veel, heel veel lawaai. En moe dat ze waren bij thuiskomst! Hilarisch gewoon. Maar vrólijk. Vier kinderen had ik een week moeten missen (niet erg, heerlijk rustig), 2 als leiding en 2 als deelnemer en alle vier kwamen heel terug. En heel blij zoals gezegd. “Ik voelde me geaccepteerd zoals ik ben.” Vanuit mijn werk spreek ik regelmatig mensen uit de christelijke wereld en dan komt ook wel de vergrijzing in de kerken ter sprake. Dit baart mensen zorgen, hoe kunnen ze jongeren blijven betrekken? Als ze klein zijn stop je ze in je tas en neem je ze mee naar de kerk. Als ze ouder worden haken ze vaak af. Je snapt dat ik dan een goed advies voor ze heb: laat ze het zelf organiseren. Zo blijven ze betrokken bij de gemeenschap en elkaar. In de herfstvakantie gaan ze weer los, ik kijk er nou al naar uit. Nog een fijne zomer allemaal, misschien komt er nog zon!
Eerder gepubliceerd in NIW 38 - 2023
Geen opmerkingen:
Een reactie posten