maandag 26 oktober 2020

Bierfabriek

 Afgelopen weekend was ik in de kroeg, de Bierfabriek van Almere. Die arme mensen daar kunnen nog nauwelijk de toko draaiende houden aangezien spontaan binnenwaaien met een groep niet meer mogelijk is. Je moet van tevoren een tafel bestellen, op een vast tijdstip, en dan mag je het etablissement exact twee uur later weer verlaten via de looproute. Met maximaal 4 personen mag je aankomen. De bediening liep gemuilkorfd rond en de bezetting was minimaal, als dit zo doorgaat, gaat de hele horeca ten onder. 

De lol gaat er wel af zo. Maar hee, ik was er met drie kornuiten en dat was reuzegezellig. Zeker toen ik op het terras, de zon brak éven door, in gesprek raakte met 2 Duitse knullen. De ene was, u raadt het al, nationaal tapdanskampioen van de Bondsrepubliek en de ander was zo stoned als Herman Brood z.l. op een gemiddelde woensdagmiddag. Ondanks mijn timide karakter en schuchterheid raakte ik alras verwikkeld in een geanimeerd gesprek. Terwijl er een joint rondging kletsten we over tapdans, één van mijn favoriete onderwerpen, vrijmetselarij én politiek. Stoney wilde dat de tapdanser even een performance van zijn kunnen aan mij zou demonstreren, maar ik redde de kampioen (die er overigens niet tapdanserig uitzag: hij had een slonzige joggingbroek aan mitsgaders een rood petje áchterstevoren op zijn veel te dikke Duitse hoofd) door Stoney erop te wijzen dat hij niet de “richtige Schuhe” droeg. Ook opvallend: ik klapte Duits terwijl beide Germanen hardnekkig een soort Engels bleven plauderen. Ze vertelden dat ze het zo tof vonden in Almere. Ik moest toen wel even gaan zitten inderdaad, maar dat kan ook van de bedwelmende dampen komen die van hun uiteraard Hollandse wiettoeter kwam. Amsterdam was niks: “fick Amsterdam”, daar mocht je niks en heerste ook nog een code rood. Ze kwamen dus speciaal een weekend vanuit Bremen naar mijn poldereske ballingsoord om te chillen en bij te komen van hun humorloze, ontoegankelijke en starre volksgenoten. Deden ze af en toe met 6 makkers. De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Uiteraard volgde de gebruikelijke lofzang op ons landje. Ze vonden het bijzonder dat Nederlanders zo makkelijk in de omgang waren, je maakte al snel overal een praatje en niemand nam er aanstoot aan dat ze Duitsers waren. Stoney was 23 jaar en hij begon spontaan over de oorlog. Fawlty Towers’ al dan niet weggezuiverde aflevering “Don’t mention the war” was kennelijk aan hem voorbijgegaan. Hij gaf aan dat het zo belangrijk was met elkaar in gesprek te blijven, om een herhaling te voorkomen. Ik was verbaasd dat dit nog zo leeft, helemaal bij jongeren. Na nog een keer met ze geklonken te hebben op Völkerfreundschaft strompelde ik weer terug naar mijn drie kornuiten die zich zonder mijn sprankelende aanwezigheid anders geen raad zouden weten. Bizar hoe snel we ons aan de nieuwe orde in ons land aanpassen. We morren wel, we monkelen, maar we buigen het hoofd en gedwee schuifelen we mee in de kudde. Simchat Tora gevierd? Via zoom, dansend in je keukentje met de keukenrol? Geen sjoel, geen feest, geen niks. Niemand weet waar dit heen gaat, niemand weet hoe lang nog. Hadden we vanaf het begin gekozen voor het beschermen van de zwakkeren én onze economie, dan had de toekomst voor onze kinderen er wat rooskleuriger uitgezien dan nu. En niet alleen voor de kinderen. Ik ken een aantal 40-plussers dat nu onvoorzien op zoek is naar ander werk en bemerkt dat ze geen schijn van kans maken. De vacatures die er zijn gaan naar jongeren, ze kunnen het schudden. Maar we doen braaf ons mondkapje ons, ons muilkorfje voor en schuifelen voort richting de afgrond. Corona is here to stay, corona was er overigens altijd al, maar ook van deze variant komen we niet af. We zullen hem allemaal krijgen en ik wens ons allemaal een spoedig herstel. Ook economisch, ook sociaal. We moeten dit overleven, we kunnen dit overleven, we zijn verbonden met elkaar, zelfs op anderhalve meter afstand.

Eerder gepubliceerd in het NIW 2020.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten