Wat een gelukzalige toestanden! Het heeft de rijksregering behaagd om ons, eenvoudige zielen, onderdanigen die wanhopig een kaarsje branden voor ons aller heer en meester Rutte, te voorzien van een langere leiband. “Er mag weer meer!” Nou dat heb ik geweten. Was het tot voor kort gebruikelijk dat mensen gillend en uit afgrijzen spontaan urinerend wegrenden zodra ik op 1 meter 40 afstand van ze kwam, hetgeen vaak erg prettig is want zo welriekend is een iegelijk niet, nu drukken Roemeense vrachtwagenchauffeurs mijn gezicht tussen hun harige tepels en breken daarbij mijn immense schedel bijna als was het een beukenootje zodra ze me zien zien staan naast mijn hemelsblauwe Trabant op een willekeurige parking langs de A6. O wat maak ik ze gelukkig met mijn relikwie uit hun vaderland. Overigens gaat dit ook op voor Poolse camionbestuurders, maar die zijn nooit zo hartstochtelijk als het volkje uit het Romaanse eiland in de zee van Slavische misère. Laatst had ik weer beet: Ik ging even tanken bij Lelystad. Je kent het wel: motorkap open, dop van het blik dat voor tank moet doorgaan, peilstok erin om te kijken hoeveel benzine er nog bij kan, hoofdrekenen hoeveel olie er dan in moet om tot de gewenste mix te komen, olie in je tank en dan nog een beetje benzine erbij, auto heen en weer schudden om alles goed door elkaar te roeren. Klaar om te gaan! Hoor ik een luide: HA! Op slippers en slechts gekleed in een vaalgroen broekje kwam een een hele grote Roemeen op me afgestiefeld om me liefdevol te omknellen en daarbij kreten te slaken terwijl hij de bloedtoevoer in mijn erudiete nek afklemde.Hij slaakt zuchten. Ook slaat hij zijn handen voor zijn gezicht. TRABANT! Roept hij. TRABANT! Dus ik bevestig zijn formidabele automobielkennis terwijl ik mijn verkreukelde hoofd weer uitdeuk. Hij aait mijn Trabant, gebaart of hij erin mag zitten hetgeen ik minzaam toesta. Dit is een keer wat anders dan hoongelach. Hij schakelt lukraak wat met de pook en wil hem starten. Ook prima, maar ik buig snel over zijn reusachtige berg buik heen en zet de versnelling weer in zijn vrij. Wel zo praktisch op een benzinestation. Op zich wil ik best in de krant komen, maar liever niet met “Aan Roemeen uitgeleende Trabant doet benzinepompen bij Lelystad exploderen.” Hij start en roept huilend ACH, hij geeft gas en kijkt over zijn pokdalige schouder naar het uitlaatje, dat keurig blauwe wolkjes zo groot als zijn schoonmoeder uitbraakt. Hij stapt weer uit en wijst naar de motorkap, die ik uiteraard bereidwillig voor hem open. Hij telt de bougiedoppen (2) en streelt het luchtfilter. Dan gaat hij vertellen: hij wijst op zichzelf en zegt dan: Rumania! Wijst weer op zichzelf en zegt: Rumania Trabant! Trabant BOEM!!! Okay, hij had dus in zijn vaderland een Trabant en die heeft waarschijnlijk een klein defect. Hij maakt weidse armgebaren alsof iets uit elkaar is gespat. Hij komt weer dicht tegen me aanstaan en slaat zijn arm om mijn schouders. De geur van 2000 kilometer in een vrachtwagen laat mijn ogen tranen. Hij geeft me wel zes keer een hand en gaat weer in de Trabant zitten. Koud en hardvochtig als ik ben gebaar ik dat ik weer verder wil. Hij roept: TRABANT AUTOSTRADA????? Ik vermoed dat dat snelweg betekent, en ik knik trots, zeker, mijn Trabant “Schorsch” durft de snelweg op! De komende vijf minuten probeer ik hem duidelijk te maken dat ik toch echt verder moet en uiteindelijk, na nogmaals tegen zijn harige tepels te zijn gedrukt laat hij me gaan, terwijl hij me al filmend met zijn telefoontoestel uitzwaait. Post-coronale avonturen!
Eerder gepubliceerd in NIW 35 van 25 juni 2021.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten